H-2 paragraaf 2.1 en 2.2

V3I
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

V3I

Slide 1 - Tekstslide

V3F

Slide 2 - Tekstslide

Materiaal
Heb je alle spullen bij je?
- Boek
- Chromebook/laptop
- Schrift/papier
- Rekenmachine

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk
Is het huiswerk 1.5 t/m 1.6 gelukt?

Zijn er nog vragen over het huiswerk?

Slide 4 - Tekstslide

Programma vandaag
- Klassen Experiment Markt  (30 min)
- Uitleg en oefenen H-2 paragraaf 1 (15 min)
- Maken huiswerk H-2 paragraaf 1 (15 min)
- Blooket (15 min)

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kunt met behulp van een vraaglijn de prijs en gevraagde hoeveelheid berekenen.
 
- Je kunt uitleggen hoe en wanneer de vraag verandert en wanneer de gevraagde hoeveelheid verandert.

Slide 6 - Tekstslide

Klassen Experiment Markt 

Slide 7 - Tekstslide

Leerling instructie: Marktexperiment

Slide 8 - Tekstslide

Terugblik 1.5 en 1.6

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 1: Procenten berekenen
Hoeveel is 15% van 80?
A
5
B
12
C
15
D
20

Slide 10 - Quizvraag

Vraag 2: Toe- en afname in procenten
Een prijs van €50 wordt met 20% verlaagd tijdens een uitverkoop. Wat is de nieuwe prijs?
A
€40,-
B
€45,-
C
€55,-
D
€60,-

Slide 11 - Quizvraag

Vraag 3: Procentuele vergelijking
Stel dat het aantal leerlingen in een klas van 30 naar 36 is gestegen. Wat is het percentage stijging?
A
10%
B
15%
C
20%
D
25%

Slide 12 - Quizvraag

Welke productiefactor wordt gemaakt met andere productiefactoren?
A
Natuur
B
Arbeid
C
Kapitaal
D
Ondernemerschap

Slide 13 - Quizvraag

Welke voorbeelden zijn voorbeelden van een productiefactor?
A
Oven bij jou thuis
B
Auto waarmee de post besteld wordt
C
Water in de parkvijver
D
Auto van je moeder

Slide 14 - Quizvraag

De interne of reële waarde
van 20 euro is...
A
20 euro, wat op het briefje staat
B
wat je van 20 euro in NL kunt kopen
C
wat het kost om een briefje van 20 te maken
D
de wisselkoers, bijv. hoeveel dollar je ervoor krijgt

Slide 15 - Quizvraag

De externe waarde
van 20 euro is...
A
20 euro, wat op het briefje staat
B
wat je van 20 euro in NL kunt kopen
C
wat het kost om een briefje van 20 te maken
D
de wisselkoers, bijv. hoeveel dollar je ervoor krijgt

Slide 16 - Quizvraag

Welke van de volgende situaties illustreert de functie van geld als rekeneenheid het beste?
A
Een supermarkt accepteert creditcards voor betalingen
B
Een taxichauffeur geeft korting aan vaste klanten
C
Een student berekent zijn maandelijkse uitgaven met behulp van een budget-app
D
Een restaurant biedt speciale prijzen voor groepen van 10 personen of meer

Slide 17 - Quizvraag

Hoe kan de waarde van geld dalen?
A
Door het in omloop brengen van nieuwe bankbiljetten
B
Door de vraag naar goederen en diensten te verminderen
C
Door de rentetarieven te verhogen
D
Door de productiekosten van munten en bankbiljetten te verlagen

Slide 18 - Quizvraag

Als het meer consumenten worden
- Meer consumenten = meer staafjes
- Lagere prijs kan ook extra vraag door 1 consument zijn
- De vraaglijn beschrijft de totale gevraagde hoeveelheid bij een bepaalde prijs.



Slide 19 - Tekstslide

In vergelijkingsvorm
- P = Prijs (in euro’s)
   Q = Quantity = Hoeveelheid (in mln stuks)

- Qv = -0,2P + 5
- Tekenen met behulp van 0-punten
       -  Als P = 0
           → Qv = -0,2×0 + 5 = 5
        - Als Qv = 0
           → 0 = -0,2P + 5
           → 0,2P = 5
           → P = 25



Slide 20 - Tekstslide

Gevraagde hoeveelheid
Qv = -0,2P + 5
P = prijs (in euro’s)
Q = hoeveelheid (in mln stuks)

- Je kunt nu bij elke prijs uitrekenen of aflezen hoeveel er gevraagd wordt.

- Als P = 20
 → Qv = -0,2×20 + 5 = 1 (mln stuks)
- Als P = 8
 → Qv = -0,2×8 + 5 = 3,4 (mln stuks)



Slide 21 - Tekstslide

Actie! (stilte werktijd)
Paragraaf 2.1 blz. 44, en 45 opgave 1, 2, 3 en 4.



Niet af? Wordt huiswerk.
timer
20:00

Slide 22 - Tekstslide

Veranderingen
Pizzaria in dierentuin
(vraag op jaarbasis)
- Als de prijs € 8 is, worden er 50 mln stuks gevraagd
- Als de prijs daalt naar € 6 is, worden er 100 mln stuks gevraagd
- Verschuiving OVER de lijn

Maar is prijs het enige dat de omvang van de vraag bepaald?
Wat gebeurt er nu met het groene puntje?
= verschuiving VAN de lijn


Slide 23 - Tekstslide

Verschuivingen van/over de lijn

Slide 24 - Tekstslide

Actie! (stilte werktijd)
Paragraaf 2.1 blz. 46, 47, 48 opgave: 5, 6, 7, 8 en 10



Niet af? Wordt huiswerk.
timer
20:00

Slide 25 - Tekstslide

Blooket spelen

Slide 26 - Tekstslide