Test TH1 - Chapter 4 - Versie 3
1 / 36
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
De vertaling van: busy
A
Koken
B
Bussig
C
Kopen
D
Druk
Slide 3 - Quizvraag
De vertaling van: eigenlijk
A
Benefit
B
Job
C
Actually
D
Explain
Slide 4 - Quizvraag
De vertaling van: Kruispunt
A
intersection
B
crossroads
C
Shopping centre
D
hospital
Slide 5 - Quizvraag
De vertaling van: vuilnis buiten zetten
A
To mow the lawn
B
To set the table
C
To take out the rubbish
D
To sweep the floor
Slide 6 - Quizvraag
De vertaling van: Stofzuigen
A
Do the vacuuming
B
Do the dishes
C
Set the table
D
Slide 7 - Quizvraag
De vertaling van: de tafel afruimen
A
To clean the house
B
Do the vacuuming
C
Make your bed
D
Clear the table
Slide 8 - Quizvraag
De vertaling van: karweitjes
Slide 9 - Open vraag
De vertaling van: metro
Slide 10 - Open vraag
De vertaling van: voordeel
Slide 11 - Open vraag
De vertaling van: mogelijk
Slide 12 - Open vraag
De vertaling van: huur
Slide 13 - Open vraag
De vertaling van: Furniture
Slide 14 - Open vraag
De vertaling van: to protect
Slide 15 - Open vraag
De vertaling van: area
Slide 16 - Open vraag
De vertaling van: summary
Slide 17 - Open vraag
De vertaling van: example
Slide 18 - Open vraag
Slide 19 - Tekstslide
Tekst
Excuse me, how do I
What are you
You are walking
Go right at
the next crossroads
the wrong way
get to the library?
doing right now
Slide 20 - Sleepvraag
What do you say in English?:
Nee, dat doet ze niet
Nee, dat doet ze niet
Slide 21 - Open vraag
What do you say in English?:
Mijn slaapkamer is klein maar leuk
Mijn slaapkamer is klein maar leuk
Slide 22 - Open vraag
What do you say in English?:
Ga rechtdoor bij de stoplichten
Ga rechtdoor bij de stoplichten
Slide 23 - Open vraag
What do you say in English?:
Hoe ziet jouw huis eruit?
Hoe ziet jouw huis eruit?
Slide 24 - Open vraag
Slide 25 - Tekstslide
Fill in the right article:
_____ uniform
_____ uniform
A
a
B
an
Slide 26 - Quizvraag
Fill in the right article:
_____ onesy
_____ onesy
A
a
B
an
Slide 27 - Quizvraag
Fill in the right article:
_____ hour
_____ hour
A
a
B
an
Slide 28 - Quizvraag
Fill in the right article:
_____ x-ray
_____ x-ray
A
a
B
an
Slide 29 - Quizvraag
Fill in the right article:
_____ honest man
_____ honest man
A
a
B
an
Slide 30 - Quizvraag
Imperative. Hoe zeg je?:
Doe de deur open
Doe de deur open
Slide 31 - Open vraag
Imperative. Hoe zeg je?:
maak je huiswerk niet
maak je huiswerk niet
Slide 32 - Open vraag
present continuous:
I ______ (to make) my homework
I ______ (to make) my homework
A
am making
B
am makeing
C
are making
D
are makeing
Slide 33 - Quizvraag
present continuous:
she _______(to drink) a glass of coke
she _______(to drink) a glass of coke
A
is drinking
B
are drinking
C
am drinking
Slide 34 - Quizvraag
Make the sentence in the present continuous:
We ____ (to type) a letter
We ____ (to type) a letter
Slide 35 - Open vraag
Make the sentence in the present continuous:
You ___(not- to drink) water
You ___(not- to drink) water
