week 13, les 1vwo (herh Chap 2, -er + bijv)

1 / 26
volgende
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Aujourd'hui  nous sommes .......       
quel jour , date, mois?              

semaine 13, cours 1
      

Slide 2 - Tekstslide

Départ
  1. Début du cours

  2. Réviser Chapitre 1 + 2
    - Grammaire: verbes -er +  bijv nw
    - Voca: blooket chapitre 2

  3. Concours Chapitre 2

  4. Fin du cours





 (20m)

RÉVISER
LIRE, ÉCOUTER, ÉCRIRE
(30m)

 (10m)

Slide 3 - Tekstslide

Verbes - er
Regel werkwoorden op -er:
  • -er eraf
  • Présent:
    e, es, e, ons, ez, ent
  • P.C.:
    ai/as/a/avons/avez/ont
    ....stam + é

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoorden-er
(als jouer, 
habiter,
aimer,
manger...




timer
0:30
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
aim + ons
parl + ent
mang + e
écout + ez
habit + es
jou + e

Slide 5 - Sleepvraag

Présent: Wat is de juiste vorm:
Nous (détester)
A
déteste
B
détestez
C
détestons
D
détestent

Slide 6 - Quizvraag

Présent: choisi la bonne forme
Je/J' (aimer)
A
aimons
B
aime
C
aimez
D
aiment

Slide 7 - Quizvraag

Présent: choisi la bonne forme
Ils (jouer)
A
jouent
B
jouons
C
jouez
D
joue

Slide 8 - Quizvraag

Présent: choisi la bonne forme
Vous (chanter)
A
chantons
B
chantez
C
chante
D
chantent

Slide 9 - Quizvraag

Présent: choisi la bonne forme
Le copain (danser)
A
dansons
B
danses
C
dansez
D
danse

Slide 10 - Quizvraag

Avoir = hebben
timer
0:30
j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 11 - Sleepvraag

Koppel de voltooid deelwoorden aan het juiste werkwoord. 
Sleep blauw naar rood
timer
0:30
avoir
acheter
habiter
faire
être
oublier
été
habité
fait
oublié
eu
acheté

Slide 12 - Sleepvraag

Vertaal: Ik hou van jouw sneakers.
timer
0:30

Slide 13 - Open vraag

Vertaal: Ik heb gespeeld met mijn vriend.
timer
0:30

Slide 14 - Open vraag

Het bijvoeglijk naamwoord
  • swfes
La fille est petite
Le garçon est petit
Les filles sont petites
Wat betekent het woord petit?
Hoe wordt dit woord in de 3 zinnetjes vertaald?

Slide 15 - Tekstslide

L'adjectif
  • Bijvoeglijk nw --> over een zelfst nw....mooie fiets
  • Vorm 
  • Plaats
  • Uitzonderingen

Slide 16 - Tekstslide

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een vrouwelijk zelfst nw krijgt een extra ...
A
e
B
s
C
es
D
niets

Slide 17 - Quizvraag

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een mannelijk zelfst nw in meervoud krijgt
A
niets erbij
B
es
C
s
D
e

Slide 18 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord:
Léa est une fille _____ (blond)
A
blonde
B
blond
C
blonds
D
blondes

Slide 19 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord:
La maison est très _______ (grand)
A
grande
B
grand
C
grands
D
grandes

Slide 20 - Quizvraag

Kies de goede vorm

J'aime mon pantalon ____
timer
1:00
A
noirs
B
noire
C
noir
D
noires

Slide 21 - Quizvraag

vul het bijv in de juiste vorm in
Léa et Anna sont ___ (klein)
timer
0:30

Slide 22 - Open vraag

vul het bijv in de juiste vorm in
J'ai une ________ (mooi) copine.
timer
0:30

Slide 23 - Open vraag

vul het bijv in de juiste vorm in
La fille est ___________(sportif).
timer
0:30

Slide 24 - Open vraag

QUIZ
  • Blooket Chapitre 2

Slide 25 - Tekstslide

Chap 2: Au travail


- EN BÎNOME
- COMPÉTITION
1. Écouter
2.Grammaire
3. Écrire
4. Lire

Fini? Fait controler ......Au moins 36 points et tu peux partir....





timer
1:00
Exercice 1 (chap 2)

Slide 26 - Tekstslide