het bijvoeglijk naamwoord

Lesdoel: aan het einde van de les...
-herken ik Franse bijvoeglijk naamwoorden
- ken ik de verschillende vormen van bijv. nw
- kan ik een bijv.nw zelf in een zin plaatsen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel: aan het einde van de les...
-herken ik Franse bijvoeglijk naamwoorden
- ken ik de verschillende vormen van bijv. nw
- kan ik een bijv.nw zelf in een zin plaatsen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

wat is een bijvoeglijk
naamwoord

Slide 3 - Woordweb

Welke Franse bijvoeglijke
naamwoorden ken ik al?

Slide 4 - Woordweb

het bijvoeglijk naamwoord
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord (= personen en dingen).

Het bijvoeglijk naamwoord in het Frans past zich aan, aan het zelfstandig naamwoord.




BV:  Marie is klein     - Marie est petite

Slide 5 - Tekstslide

Choisi le bon adjectif:

Le sac à dos est .......
A
grand
B
grande
C
grands

Slide 6 - Quizvraag

Choisis le bon adjectif:

Mon copain est ......
A
charmant
B
charmante
C
charmants

Slide 7 - Quizvraag

Choisis le bon adjectif:

C'est une fête .......
A
génial
B
géniale
C
géniales

Slide 8 - Quizvraag

Choisis le bon adjectif:

Mélanie et Iris sont ....... en maths.
A
fort
B
forte
C
forts
D
fortes

Slide 9 - Quizvraag

Choisis le bon adjectif:

Mes copains sont ....
A
intelligent
B
intelligente
C
intelligents
D
intelligentes

Slide 10 - Quizvraag

het bijvoeglijk naamwoord
MAAR:
Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een –e? Dan krijg je geen extra –e bij vrouwelijke woorden enkelvoud!
BV: La voiture est rouge en niet rougee

Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een –s? Dan krijg je geen extra –s bij mannelijke woorden meervoud!
BV: Les pantalons sont gris en niet griss

Slide 11 - Tekstslide

Écris la bonne forme de l'adjectif:
Mon frère est blond - ma soeur est ....

Slide 12 - Open vraag

Écris la bonne forme de l'adjectif:
Il est petit - Elle est ......

Slide 13 - Open vraag

Écris la bonne forme de l'adjectif:
il est jeune - elle est .......

Slide 14 - Open vraag

Écris la bonne forme de l'adjectif:
mon frère est intelligent - ma soeur est .......

Slide 15 - Open vraag

Écris la bonne forme de l'adjectif:
mon jean noir-ma jupe .....

Slide 16 - Open vraag

Traduis:
Ils sont très ......... (groot)

Slide 17 - Open vraag

Ga verder met opdracht
31c,31d,32b,32c,32d
p. 38

Slide 18 - Tekstslide