M3 1.1 Waar heb jij behoefte aan?

Economie ...
A
... gaat alleen maar over geld
B
... gaat over keuzes maken
C
... gaat over mensen
1 / 14
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Economie ...
A
... gaat alleen maar over geld
B
... gaat over keuzes maken
C
... gaat over mensen

Slide 1 - Quizvraag

Primaire behoeften
Secundaire behoeften

Slide 2 - Sleepvraag

Primaire behoeften zijn ...
A
Noodzakelijke behoeften
B
Luxe behoeften
C
Secundaire behoeften
D
Quartaire behoeften

Slide 3 - Quizvraag


Technologische ontwikkeling = ...
A
Technisch apparaat.
B
Nieuwe kennis van techniek en nieuwe uitvindingen.

Slide 4 - Quizvraag

verschillen in behoeften worden veroorzaakt door:
A
technologische ontwikkelingen
B
schaarste
C
primaire en secundaire behoeften
D
budget, leeftijd, geslacht, vrienden, reclames

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn de 2 middelen in de econmie?

Slide 6 - Open vraag

In de economie betekent schaarste:
A
Dat iets zeldzaam is (zoals diamanten)
B
Dat iets heel kostbaar/duur is (zoals goud)
C
Dat is iets op kan gaan (zoals olie)
D
Dat je iets moet inleveren (tijd/geld) om het te krijgen

Slide 7 - Quizvraag

Schaarse goederen
Vrije goederen
Groente
Papier
Regenwater
Zonlicht

Slide 8 - Sleepvraag

Wat is zelfvoorziening?
A
Dat je je zelf voorziet
B
Wanneer je zelf in jouw behoeften voorziet door producten te kopen
C
Zelf groenten verbouwen, zelf je huis schilderen, zelf jam maken.
D
Wanneer je in jouw behoeften voorziet door eigen gemaakte producten

Slide 9 - Quizvraag

Wat is welvaart?
A
Hoeveel iemand kan kopen
B
In hoeverre je in je behoefte kunt voorzien
C
Hoe leuk je je leven vindt
D
Hoeveel je kunt bewegen

Slide 10 - Quizvraag

Hoe bereken je een stijging of daling in procenten?
A
(nieuw) : oud x 100
B
100 : (nieuw-oud) x oud
C
Deel : geheel x 100
D
(nieuw-oud) : oud x 100

Slide 11 - Quizvraag

Wat is 1 procent?
A
1/10
B
1/100
C
1/1000
D
10/100

Slide 12 - Quizvraag

Van een getal berekenen hoeveel procent het is van een ander getal.
Hoeveel procent is € 16,50 van € 240,-
A
7%
B
6,6%
C
6,9%
D
6,8%

Slide 13 - Quizvraag

Ik begrijp de leerstof van de 1e week
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll