week 20 les 2 gustar w2B

¡Buenos días!
Hoy es ....................... 17 de ...................
¿Qué vamos a hacer?
  • nog een keer.....werkwoorden klinkerwisseling
  • luistervaardigheid
  • gustar
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

¡Buenos días!
Hoy es ....................... 17 de ...................
¿Qué vamos a hacer?
  • nog een keer.....werkwoorden klinkerwisseling
  • luistervaardigheid
  • gustar

Slide 1 - Tekstslide

volver, tú

Slide 2 - Open vraag

pedir, yo

Slide 3 - Open vraag

querer, ellos

Slide 4 - Open vraag

poder, él

Slide 5 - Open vraag

empezar, vosotros

Slide 6 - Open vraag

servir, tú

Slide 7 - Open vraag

dormir, usted

Slide 8 - Open vraag

entender, yo

Slide 9 - Open vraag

¿Qué tal?
Ging het goed? ¡ Muy bien! 


Ging het minder goed?
 
Oefen nog een keer met de lesbrief op de volgende pagina. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Un paseo por mi barrio.
Beantwoord de vragen in het Nederlands.
  1. Hoe is Ponferrada?
  2. Waar is het radiomuseum?
  3. Hoe zeg je klokkentoren in het Spaans?
  4. Waar bevindt zich "Plaza del ayuntamiento". 
  5. Wat is er in het nieuwe gedeelte van Ponferrada te vinden?
  6. Hoe ziet de wijk waar Eva woont eruit?
  7. Waarom vindt Eva haar wijk fijn?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

¿Qué tal?
Lastig? 
Bekijk dan het filmpje met ondertiteling.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

gustar/encantar/doler
Welke vormen van deze werkwoorden gebruik je?

Wanneer gebruik je welke vorm?

Met welke woorden geef je aan wie iets leuk vindt of wie er pijn heeft?



de derde persoon e.v. en de derde persoon m.v. (él/ellos)
gusta/encanta/duele + zelfstandig nw. e.v. of een werkwoord
gustan/encantan/duelen + zelfstandig nw. m.v
met het meewerkend voorwerp: me, te, le, nos, os, les

Slide 16 - Tekstslide

gustar/encantar/doler
  • Om nadruk te leggen kan je het beklemtoonde meew. vw. ervoor zetten: a mí, a tí, a él, a Pedro, etc.
  • Om te zeggen hoe leuk je iets vindt kan je zeggen: me gusta mucho/me gusta bastante
  • Hoe kan je zeggen dat je ergens niet van houdt?
No me gusta

Slide 17 - Tekstslide

¿Qué le gusta a Augustin y qué no le gusta?
......¿y qué no le gusta?

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video