Lezen perron 3 en 4

Deze LessonUp
In deze LessonUp staat de theorie van perron 3 en perron 4 lezen. Je kunt de dia's in je eigen tempo doorwerken. 
Na elk stukje theorie staat aangegeven welke opdrachten je moet maken. Je maakt deze opdrachten voor je verder gaat naar de volgende dia. 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Deze LessonUp
In deze LessonUp staat de theorie van perron 3 en perron 4 lezen. Je kunt de dia's in je eigen tempo doorwerken. 
Na elk stukje theorie staat aangegeven welke opdrachten je moet maken. Je maakt deze opdrachten voor je verder gaat naar de volgende dia. 

Slide 1 - Tekstslide

Lezen perron 3
Achtergrondartikel
Tekstverbanden
Hoofd- en bijzaken
Woord en beeld

Slide 2 - Tekstslide

Introductie
Maak eerst opdracht 1 en 2 van perron 3 op blz. 39. 

Lees eventueel de gele kaders uit perron 1 en 2 nog een keer. 

Slide 3 - Tekstslide

Achtergrondartikel
In een achtergrondartikel krijg je (uitgebreide) informatie over een onderwerp dat in het nieuws is. Dit kan een recent onderwerp zijn of iets van langer geleden. 

Je leest een achtergrondartikel om meer over een onderwerp te weten te komen of om een mening te kunnen vormen. Als het onderwerp ter sprake komt, kun jij erover mee praten. 

Slide 4 - Tekstslide

Het achtergrondartikel
  • De opbouw van een achtergrondartikel is: inleiding - kern - slot.
  • Bij een achtergrondartikel staat vaak extra informatie in een blokje / kader / apart lettertype.
  • Een achtergrondartikel is lang, langer dan een nieuwsbericht.
  • In een achtergrondartikel komt vaak een deskundige aan het woord of iemand die iets persoonlijk heeft meegemaakt. 
  • In een achtergrondartikel kan de schrijver een mening geven. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Opdrachten
Controleer of je opdracht 3, 4, 5 en 6 van Perron 3 lezen hebt gemaakt (blz. 40-42).

Gemaakt en ook nagekeken? Dan kun je door naar de volgende slide. Nee? Maak eerst de opdrachten en/of kijk ze na. 

Slide 7 - Tekstslide

Tekstverbanden
Een tekst bestaat altijd uit verbanden. Woorden, zinnen en alinea's hangen met elkaar samen, ze hebben iets met elkaar te maken. 

Er zijn verschillende soorten verbanden. 

Slide 8 - Tekstslide

Doel-middel
Het tekstverband doel-middel geeft aan dat je iets moet doen of moet gebruiken om een bepaald doel te bereiken. 

Je kunt dit verband herkennen aan bepaalde woorden, we noemen dit signaalwoorden. Deze woorden zijn: om te, om, waarmee, door, door middel van, via, met (be)hulp van.

Voorbeeld
Door een goede cocentratie, kun je sneller je werk afmaken.
Om de zwarte band bij judo te behalen, zal je meer moeten trainen. 

Slide 9 - Tekstslide

Tijdsvolgorde
Als iets volgens een bepaalde volgorde van tijd gebeurd, kun je dit herkennen aan de volgende signaalwoorden: toen, daarna, vervolgens, eerst, later, ten slotte.

Voorbeeld:
Tijdens het feest zong de band eerst 'Happy Birthday' en daarna speelden ze de hele avond dansnummers.
Eerst leer ik voor mijn biologieproefwerk, daarna maak ik de opdrachten Duits en ten slotte lees ik mijn boek voor Nederlands uit. 

Slide 10 - Tekstslide

Voorwaarde
Het laatste tekstverband uit dit perron is de voorwaarde. Dit geeft aan dat iemand/iets eerst ergens aan moet voldoen voordat iets anders kan worden uitgevoerd. Signaalwoorden zijn: als, mits, indien, tenzij.

Voorbeeld:
Als Yordi pasta kookt, dan wil ik de saus wel maken.
Natuurlijk mag je een toetje, mits je je groenten hebt gegeten. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Opdrachten
Controleer of je opdracht 7, 8, 10 en 11 hebt gemaakt van perron3 lezen (blz. 43-45).

Gemaakt en ook nagekeken? Dan kun je door naar de volgende slide. Nee? Maak eerst de opdrachten en/of kijk ze na. 

Slide 13 - Tekstslide

Hoofd- en bijzaken
Hoofdzaken zijn belangrijke dingen. Ze staan vaak in de inleiding of in het slot van een tekst. Bijzaken worden extra in een tekst geschreven om de hoofdzaken te verduidelijken en voorbeelden te geven.

Hoofdzaken heb je echt nodig om een tekst te begrijpen, bijzaken niet. 

Slide 14 - Tekstslide

Hoofd- en bijzaken
Als je gaat samenvatten, schrijf je alleen hoofdzaken op. 

Het belangrijkste uit de tekst noem je de hoofdgedachte. Dit is eigenlijk in 1 zin samengevat waar de hele tekst over gaat. Alle alinea's hebben deelhoofdgedachten, dit is de zin met de belangrijkste informatie uit elke alinea. Je vindt deze zin vaak aan het begin of het einde van een alinea. 

Slide 15 - Tekstslide

Opdrachten
Controleer of je opdracht 12, 13, 14, 15 ,16 hebt gemaakt van perron 3 lezen (blz. 46-49).

Gemaakt en ook nagekeken? Dan kun je door naar de volgende slide. Nee? Maak eerst de opdrachten en/of kijk ze na. 

Slide 16 - Tekstslide

Woord en beeld
Bij veel teksten staat een plaatje, een tekening of een foto. Zo'n afbeelding kan verschillende functies hebben.

1. De afbeelding kan een stuk tekst vervangen. Bij een gebruiksaanwijzing of recept wordt de afbeelding gebruikt om te laten zien wat je moet doen. 
2. De afbeelding kan een stuk tekst duidelijker maken. Een foto of tekening kan snel overzichtelijk maken welke informatie van belang is. 
3. De afbeelding kan een tekst leuker maken. Denk aan een boek met plaatjes. 
4. De afbeelding kan de aandacht trekken. Door een opvallende afbeelding wordt de lezer nieuwsgierig gemaakt.
5. De afbeelding kan aanvullende informatie geven, vaak in een tabel of grafiek. 

Slide 17 - Tekstslide

Opdrachten
Maak opdracht 17, 18 en 19 van perron 3 lezen (blz. 50-51)

Klaar en nagekeken? Dan kun je verder naar de volgende slide. 

Slide 18 - Tekstslide

Perron 4
Reclame
Tekstverbanden en signaalwoorden - herhaling
Betrouwbaarheid en manipulatie
Folder

Slide 19 - Tekstslide

Reclame
Reclame wordt gebruikt om producten en diensten onder de aandacht te brengen van toekomstige klanten. Door reclame krijgt een product naamsbekendheid, komt het product betrouwbaar over en verkoopt het product beter. 

Het hoofddoel van reclame is activeren (aansporen tot handelen of overhalen). Het bekendste subdoel is amuseren, het tweede subdoel is informeren. Ee n reclame wil vaak humoristisch zijn en er wordt informatie gegeven over prijs, kleur en mogelijkheden. 

Om de naam van een product beter te onthouden worden er slogans gebruikt. Dit zijn korte en krachtige zinnen met een boodschap van de fabrikant. Zoals: "Media Markt, Ik ben toch niet gek." of "Steeds verrassend, altijd voordelig"

Slide 20 - Tekstslide

Reclame
Het is belangrijk dat reclame aansluit bij de doelgroep die de maker wil bereiken. Bedrijven zorgen dat hun lay-out en taalgebruik past bij de doelgroep. Ook letten ze goed op waar ze hun advertentie plaatsen. 

Een advertentie voor olijfolie zal bijvoorbeeld in de Allerhande staan en niet in Voetbal International. Een reclame voor voetbalschoenen, juist wel in Voetbal International. 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

De advertentie
Een vorm van reclame is de advertentie. Na het lezen van een advertentie moet de lezer iets willen doen, bijvoorbeeld iets kopen, iets bestellen, ergens lid van worden of ergens naartoe gaan. 

Het doel van de advertentie is: activeren. 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Personeelsadvertenties
In vaktijdschriften en kranten vind je ook personeelsadvertenties. Deze zijn niet bedoeld om reclame te maken, maar om personeel te vinden. 

Het doel van een personeelsadvertentie is: activeren om te solliciteren.  

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Advertorial
Een advertorial is een advertentie voor een product die eruit als een nieuwsbericht of achtergrondartikel. In een advertorial komt aak een klant of gebruiker aan het woord.

Het doel van een advertorial is: activeren

Omdat een advertorial vaak echt lijkt moet er altijd bij staan dat het om een advertorial gaat. 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Ideële reclame
Niet elke reclame is gericht op het verkopen van spullen. Er is ook reclame die je activeert om na te denken. Dit noemen we ideële reclame. 

Reclames van SIRE zijn een bekend voorbeeld. Het doel van SIRE is om onbekende of lastige onderwerpen bespreekbaar te maken. 

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Opdrachten
Maak opdracht 3 van perron 4 lezen (blz. 62) 

Slide 31 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden - herhaling
Deze theorie volgt later

Slide 32 - Tekstslide

Extra oefenen
Opdracht 21-30 zijn herhaling en extra oefening. Maak de opdrachten die jij nuttig vindt. Denk je dat je alles goed begrijpt? Ga dan door naar de volgende slide. 

Slide 33 - Tekstslide