Le passé composé être + avoir

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Le passé composé

Le passé composé avec avoir (régulier)

tu __ __ (parler)

vous __ __ (aimer)

ils __ __ (regarder)

nous __ __ (marcher)

j' __ __ (trouver)

Le passé composé avec avoir (irrégulier)

Hoe maak je een voltooid deelwoord bij onregelmatige werkwoorden?

wat is het voltooid deelwoord van 'avoir'?

wat is het voltooid deelwoord van 'écrire'?

wat is het voltooid deelwoord van 'être'?

wat is het voltooid deelwoord van 'faire'?

wat is het voltooid deelwoord van 'lire'?

wat is het voltooid deelwoord van 'mettre'?

wat is het voltooid deelwoord van 'pouvoir'?

wat is het voltooid deelwoord van 'prendre'?

wat is het voltooid deelwoord van 'vouloir'?

wat is het voltooid deelwoord van 'voir'?

Le passé composé avec être

le verbe 'être' (présent)

Let op: welke letter(s) komen er bij het voltooid deelwoord wanneer het bij een persoonlijk staat: m. ev.

Let op: welke letter(s) komen er bij het voltooid deelwoord wanneer het bij een persoonlijk staat: v. mv.

Let op: welke letter(s) komen er bij het voltooid deelwoord wanneer het bij een persoonlijk staat: m. mv.

Let op: welke letter(s) komen er bij het voltooid deelwoord wanneer het bij een persoonlijk staat: v. mv.

Marie __ __ (aller)

Pierre __ __ (sortir)

Marie et Pierre __ __ (rester)

Vous (madame Wielaard) __ __ (tomber)

Pierre et Pascal __ __ (partir)