Paragraaf 5.1

Hoofdstuk 5
Investeren moet! 


1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5
Investeren moet! 


Slide 1 - Tekstslide

Planning
5.1 Wat heb je nodig?
5.2 Waar haal je geld vandaan?
5.3 Wat kost dat?
5.4 Ga je winst maken? 
Afsluiting: Toets in de toetsweek

Slide 2 - Tekstslide

5.1 Leerdoelen
  1. Je kunt aangeven wat de functie van een balans is en deze opstellen
  2. Je kunt voorbeelden geven van vaste en vlottende activa
  3. Je kunt voorbeelden geven van liquide activa 

Slide 3 - Tekstslide

Balans?

Slide 4 - Woordweb

Wat zijn bezittingen en schulden voor een bedrijf?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Video

Balans

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht: 
De eigenaar van sportwinkel FlexFit wil een nieuwe balans opstellen. Maak een balans in je schrift en zet de volgende balansposten in de juiste volgorde op de balans:
machine: € 20.000
kas: € 2.300
inventaris: € 1.500
debiteuren: € 245
pand: € 123.000
bank: € 25.600
voorraad sportartikelen: € 254.000
eigen vermogen: € …

Slide 10 - Tekstslide

Oplossing: 

Slide 11 - Tekstslide

Deel 2: 
Stel deze winkel verkoopt voor 200.000 euro sportartikelen per bank, de inkoopprijs hiervan was 140.000 euro. Daarnaast koopt de eigenaar voor 50.000 euro sportartikelen per bank. de winkel schaft tevens een nieuwekassa aan voor 1.500 euro. Deze wordt per bank voldaan. 
B. Stel de nieuwe balans op
C. Hoeveel winst heeft dit bedrijf gemaakt? 

Slide 12 - Tekstslide

Pand: € 123.000
Machine: € 20.000
Inventaris: € 3.000 (de kassa komt hierbij)
Voorraad sportartikelen: € 164.000 (€ 254.000 - € 140.000 + € 50.000)
Debiteuren: € 245
Bank: € 174.100 (€ 25.600 + € 200.000 - € 50.000 - € 1.500)
Kas: € 2.300


Totaal: € 486.645
Eigen vermogen: € 486.645








Totaal: € 486.645

Slide 13 - Tekstslide

Moet een balans in evenwicht zijn?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn liquide middelen?
A
Bank en kas
B
Debiteuren, bank en kas
C
Crediteuren, hypotheek en voorraad
D
Voorraad , bank en kas

Slide 15 - Quizvraag

Hoe noemen we de rechterzijde van de balans ?
A
Liquide middelen
B
Credit
C
Debet
D
Activa

Slide 16 - Quizvraag

Onder welke balanspost zetten we de debiteuren
A
Vaste activa
B
Eigen Vermogen
C
Liquide middelen
D
Vlottende activa

Slide 17 - Quizvraag

De tankauto's van Shell die de benzine naar de benzinestations brengen
A
vaste activa
B
vlottende activa

Slide 18 - Quizvraag

Aan de slag
Paragraaf 5.1 en de rekenopgave
Succes! 

Slide 19 - Tekstslide