HAVO 1 - Oefenen voor toets

Today's class
1. Huiswerk controle
2. 'Stilte flexuur'
3. Blooket



1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Today's class
1. Huiswerk controle
2. 'Stilte flexuur'
3. Blooket



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

UNIT 5 - SPORTS

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today's class
1. Planning bespreken tot aan zomervakantie
2. Toetsstof bespreken unit 5
3. Herhalen toetsstof unit 5 -
     Mini pauze halverwege 





Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Learning goals
  • You can understand information from short, predictable audio fragments.
  • You can understand a short explanation (when listening).
  • You can understand audiovisual material by reading along.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Classroom rules
Vanaf vandaag: 
- Strengere huiswerk controle (boeken mee + huiswerk gemaakt > ook de woordjes/zinnen leren!)
- Meerdere waarschuwingen hebben gevolgen
- Iets anders op de Ipad aan het doen dan de opdracht is (games/flexuren inplannen/chatten/etc.) > inleveren en ophalen om 16:00 bij de receptie 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

What's next?
Vrijdag 16/05: toets van unit 5 (weging 2)

PWW (rond 23/06): 
- Toets unit 6 (weging 2)
- Taaldorp (Spreekvaardigheid, telt 1x mee)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toets unit 5
  • Past simple
  • 's / s'
  • To be (past simple)
  •  Adverbs
  • Some / any
  • Tags

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past simple

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin staat denk je in de past simple?
A
He always walks to school.
B
He walked to school yesterday.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dus wat is de past simple vorm van 'play'?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Dus?
Bij werkwoorden (verbs) komt er in de past simple vaak -ed achter het hele werkwoord: 
start > started

Bij andere regular verbs die eindigen op een -e komt er dan alleen nog een -d bij: 
dance > danced

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je de volgende zin vragend:
Sally walked to school
A
Did Sally walked to school?
B
Did Sally walk to school?
C
Does Sally walked to school?
D
Does Sally walk to school?

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraagzinnen
Sally walked to school > Did Sally walk to school?

Bij vraagzinnen in de past simple gebruik je net als in de present simple het werkwoord 'to do' om de zin vragend te maken. 

Omdat 'to do' in de verleden tijd komt te staan, hoef je dit niet meer te doen bij het hele werkwoord.






Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je de volgende zin ontkennend:
Sally walked to school
A
Sally doesn't walk to school.
B
Sally didn't walked to school.
C
Sally didn't walk to school.
D
Sally doesn't walked to school.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ontkennende zinnen
Sally walked to school. > Sally didn't walk to school.

Bij negatieve zinnen in de past simple gebruik je net als in de present simple het werkwoord 'to do' om de zin ontkennend te maken. 
Omdat 'to do' in de verleden tijd komt te staan, hoef je dit niet meer te doen bij het hele werkwoord.






Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple:

Wat is de regel van de Past Simple?
A
hele ww + - ed
B
hele ww+-s
C
vorm van to be + hele ww+ -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

My dad ... (to cook) dinner yesterday.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

's or s'

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

's or s'
Gebruik:
  • Je gebruikt 's en s' om bezit aan te geven.
  • Je geeft met 's en s' aan van wie iets is.


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

's or s'
Vorm:
's gebruik je bij bezit van één persoon.

"Miss van Meijeren's students are the best!"
(bezit van 1 persoon)
"Lionel Messi's skills are unmatched!" 


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

's or s'
Vorm: 
s' gebruik je bij bezit van een meerdere personen, als er een meervouds -s staat.

"The students' homework keeps piling up."
(bezit van meerdere personen)
"Our parents' jobs are not very exciting."

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Use 's or s' to complete the sentence:
This is _______ (Ricky) book.
A
Rickys'
B
Ricky's

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'S or ' ?
The ___ shell is strong!
A
turtles'
B
turtles's
C
turtle's

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose 's or '.
The girls... team
A
's
B
'

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose 's or '.

My uncle... car.
A
's
B
'

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose 's or '.

The boxer... medal.
A
's
B
'

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

's or '?
James
A
James's
B
James'

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

To be (past simple)

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The past simple form of 'to be' is was and were.
When do we use was and when do we use were?
I, He, She, It ______ wrong.
You, We, They ______ wrong.
Was
Were

Slide 29 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

To be (past simple)
Ontkennend: You ______ wrong.

voluit schrijven

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

To be (past simple)
Vragend: ____ she wrong.

voluit schrijven

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

To be (past simple)

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
3:00

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Place of adverbs

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Place of adverb
Adverb = bijwoord

voor het woord waar het iets over zegt

He never walks to school.
She always eats crackers during break.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Place of adverb
Na een vorm van to be

She is always late.
We are never on time.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Where do you place the adverb?
A
I never take the bus home.
B
I take the bus home never.
C
I take never the bus home.
D
Never I take the bus home.

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Place of adverb
in de present perfect na has/have

She has always been this nice.
You have never been this funny.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Where do you place the adverb?
A
She is talking always.
B
She always is talking.
C
She is always talking.
D
Always she is talking.

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Where do you place the adverb?
A
Often I go to the cinema.
B
I often go to the cinema.
C
I go often to the cinema.
D
I go to the cinema often.

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Herschrijf de volgende zinnen en plaats het bijwoord (adverb) op de juiste plek in de zin.

Vergeet niet om je zin te eindigen met een punt.

.......................

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I am having a birthday party again. never

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

We talk on the phone.
often

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Some / any

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Some / any
Some
Bevestigende zinnen (+)
We have got some apples.
Any
Ontkennende zinnen (-)
We don't have any apples.
Vraagzinnen (?)
Do we have any apples?

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Some/any:
I want some/any 7up.
A
some
B
any

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Some/Any:

Do you want some/any lemonade?
A
some
B
any

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Grammar : Question tags
Question tags

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt de question tag?
She was late,..........?
A
was she
B
wasn't she

Slide 49 - Quizvraag

Het werkwoord in de zin ( gedeelte voor de komma) staat zonder not. Dan moet dit werkwoord in tag met not.
Wat wordt de question tag?
Sue wasn't sick,............?
A
was Sue
B
wasn't sue?
C
was she
D
wasn't she

Slide 50 - Quizvraag

Het werkwoord in de zin ( gedeelte voor de komma) staat zmet not. Dan moet dit werkwoord in tag zonder not.

Sue is een naam en die mag niet in de tag voorkomen. Sue is een she
Wat wordt de question tag?

She sings beautifully,............?

A
isn't it?
B
doesn't she?
C
didn't she
D
don' t she

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Let's get to work
Oefen zelfstandig of in tweetallen voor de toets. Voor de woordjes mag je gebruik maken van StudyGo / Blooket (A.vanmeijeren). Voor de grammatica en phrases kun je naar de digitale lesmethode waar extra oefenmateriaal te vinden is. Als een onderwerp nog lastig is kom je naar mijn bureau of stel je je vragen als ik langsloop. 

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies