Wederkerig en wederkerend voornaamwoord

10 min lezen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

10 min lezen

Slide 1 - Tekstslide

Planning van vandaag

- Herhaling zinsdelen
- Uitleg wederkerig en wederkerend voornaamwoord
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de bijwoordelijke bepaling in deze zin:
Wanneer het weer zomer is gaat Louky zwemmen in het meer.
A
zomer
B
meer
C
Wanneer het weer zomer is
D
in het meer

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het lv-zin in de volgende zin:
De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet
A
de pot
B
de ketel
C
dat hij zwart ziet
D
verwijt

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de bijv. bijzin in de volgende zin:
Op de markt, die vol kraampjes staat, ga ik een stroopwafel kopen.
A
op de markt
B
die vol kraampjes staat
C
ga ik
D
een stroopwafel kopen

Slide 5 - Quizvraag

Wederkerig en wederkerend voornaamwoord


We gaan over van zinsdelen naar woordsoorten. 
Nu krijgt elk woord zijn eigen naam.
Je kent al woordsoorten als: zn, lw, pers vnw, bez vnw en vz

Slide 6 - Tekstslide

Wederkerig voornaamwoord

afk = wedig.vnw

Nederland kent maar een wederkerig voornaamwoord: elkaar.
Soms wordt het nog geschreven als mekaar of elkander

Slide 7 - Tekstslide

Wederkerend voornaamwoord
afk = wed.vnw

Het onderwerp 'keert weder' door het gebruik van een vervoeging van zich.

Bijvoorbeeld: ik schaam me, jij vergist je

Slide 8 - Tekstslide

Let op!

Woorden als me  en je zijn niet altijd wederkerig voornaamwoorden!

Bijvoorbeeld: je vergist je.
Hier staat een pers.vnw en een wed.vnw in.

Slide 9 - Tekstslide

Welk wederkerend voornaamwoord staat in de volgende zin:
Jullie hebben je voorgenomen een goed cijfer te halen.
A
Jullie
B
hebben
C
je
D
een goed cijfer

Slide 10 - Quizvraag

Welk wederkerig voornaamwoord staat in de zin:
Zij helpen elkaar met het opruimen van hun spullen.
A
Zij
B
elkaar
C
het
D
hun

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het wederkerend voornaamwoord in de volgende zin:
Het is onze schuld dat wij ons hebben vergist.
A
onze
B
wij
C
ons
D
dat

Slide 12 - Quizvraag

Aan de slag
Huiswerk:
Cursus 5 grammatica
§4 wederkerig en wederkerend voornaamwoord
Opdracht 1 en 4.

Online of in je schrift maken, dan op blz. 213.

Slide 13 - Tekstslide