Les 2 röntgen

Röntgen
13.3 + 13.4
Marlijn van Gent 
Boek: Tandheelkundige kennis voor de tandartsassistenten
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
TandheelkundeBeroepsopleidingBasisschool

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Röntgen
13.3 + 13.4
Marlijn van Gent 
Boek: Tandheelkundige kennis voor de tandartsassistenten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LessonUp regels 
Doe actief mee in de les voor aanwezigheid!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesprogramma
Les 1: 13.1+13.2 
Les 2: 13.3+13.4
Les 3: 13.5+13.6
Les 4: 13.7+13.8
Les 5: 13.9+13.10
Les 6: 13.11+13.12
Les 7: Herhaling 
Les 8: Toets röntgen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom worden röntgenfoto’s gebruikt in de tandheelkunde?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een nadeel van een traditionele röntgenfoto?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar kunnen driedimensionale opnames gemaakt worden?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor soort straling is röntgenstraling?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe plant röntgenstraling zich voort in de ruimte?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat bepaalt met welke soort elektromagnetische straling we te maken hebben?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem zeven soorten elektromagnetische straling.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem zes eigenschappen van röntgenstraling.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor wordt de intensiteit van röntgenstraling steeds kleiner als de afstand tot de stralingsbron toeneemt?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe snel beweegt röntgenstraling zich voort?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat verstaan we onder het doordringend vermogen van röntgenstraling?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat noemen we harde straling en wat noemen we zachte straling? Noem twee nadelen van zachte straling.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent fluorescentie?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

13.3 Het röntgenapparaat in de tandheelkundige praktijk
Een röntgenapparaat is een elektrisch apparaat dat zorgt voor de afgifte van röntgenstralen. Het apparaat kan klein zijn, zoals in de meeste tandheelkundige praktijken, of erg groot, zoals in ziekenhuizen, maar het principe is hetzelfde. Röntgenstralen ontstaan wanneer elektronen met grote snelheid op een metaal botsen. De energie die vrijkomt bij de botsing wordt voor 99,6 % omgezet in warmte en voor 0,4 % in röntgenstraling.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Buisspanning
Het deel van het röntgenapparaat waarin de straling wordt opgewekt       
  bevindt zich in een vacuüm gezogen glazen buis. In deze buis bevinden zich een kathode (minpool) en een anode (pluspool). 

Bij gebruik is de kathode negatief geladen: er is een overschot aan elektronen. De anode is juist positief geladen en heeft een tekort aan elektronen. Er wordt tussen anode en kathode een elektrisch spanningsverschil ( buisspanning) opgewekt.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Buisstroom (stroomsterkte)
Doordat de anode een hoge positieve spanning heeft ten opzichte van de kathode, bewegen de elektronen zich met toenemende snelheid (en energie) naar de anode. Er ontstaat een elektronenstroom.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De meeste in Nederland gebruikte tandheelkundige röntgenapparaten hebben een buisspanning van 65 kV. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doorsnede van een röntgenbuis: a vacuüm gezogen glazen buis; b anode; c focus; d kathode; e gloeidraad; f elektronen; g röntgenbundel.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het gedeelte van de anode waarop de elektronen botsen is gemaakt van wolfraam en heet focus. De snelheid waarmee de elektronen botsen is bepalend voor de golflengte van de opgewekte röntgenstralen. Het spanningsverschil (kilovoltage) tussen de beide polen bepaalt de energie waarmee de elektronen op de focus botsen.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





De normale netspanning is 220 Volt. Dat is te laag om röntgenstraling mee te kunnen opwekken. In het röntgenapparaat wordt de netspanning omgezet in een spanning van 65.000 Volt oftewel 65 kV

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doorsnede van een röntgenbuis: a vacuüm gezogen glazen buis; b anode; c focus; d kathode; e gloeidraad; f elektronen; g röntgenbundel.

Slide 25 - Tekstslide

De röntgenbuis is omgeven door een oliebad, dat zorgt voor de afvoer van de in de röntgenbuis vrijgekomen warmte. We zagen namelijk al dat de meeste vrijkomende energie wordt omgezet in warmte. Om het oliebad heen bevindt zich een loden mantel die straling tegenhoudt. Alleen tegenover de focus zit een ronde opening in de mantel ( diafragma). Het diafragma zorgt ervoor dat slechts een smalle gerichte bundel röntgenstralen het apparaat verlaat. De overige (nutteloze) straling wordt in de loden mantel geabsorbeerd. Om de röntgenbundel nog beter te richten, wordt op het diafragma een conus geschroefd. Dit is een open, rechte, metalen of met lood beklede plastic buis.
Het timerkastje 
  • Bedieningsschakelaar met
    de ‘dodemansknop’;
  • Aan/uitknop;
  • Instelknoppen voor het type opname, type patiënt en het type film.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

13.4 Intensiteit van de straling
De intensiteit van een stralenbundel is de totale hoeveelheid energie die per seconde op een bepaald oppervlak valt. Omdat voor het verkrijgen van een goede opname een bundel met een bepaalde intensiteit vereist is, is het van belang te weten welke factoren de intensiteit van een röntgenbundel bepalen. Deze factoren zijn het aantal röntgenstralen, de golflengte en de filtering.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Röntgenstralen
De buisstroom is de hoeveelheid stroom in milliampère (mA) die door de gloeidraad van de kathode loopt. Worden de milliampères van een toestel met een factor 2 verhoogd, dan neemt de intensiteit ook met een factor 2 toe. De golflengte van de röntgenstralen blijft echter ongewijzigd, er ontstaan alleen meer stralen.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Golflengte 
  • In een röntgenbundel komen stralen voor van verschillende golflengtes.
  • Eén bepaalde golflengte komt het meest voor.
  • Door de buisspanning (kilovoltage) te veranderen, kan men de samenstelling van de bundel zo wijzigen.
  • Wordt het kilovoltage verhoogd dan botsen de elektronen met grotere snelheid op de anode = harde stralen. 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Filter
Een filter dat voor het diafragma geplaatst wordt, haalt deze nutteloze stralen uit de bundel. In de meeste toestellen wordt hiervoor een plaatje aluminium van enkele millimeters dikte gebruikt. De stralen met een gering doordringend vermogen worden hierin geabsorbeerd, terwijl de harde stralen met een kleine golflengte het filter passeren.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vooruitblik: Absorberen van röntgenstraling

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen
13.3.1 Hoe ontstaat röntgenstraling? Waarom is dit proces niet effectief?
13.3.2 Leg uit wat buisspanning is.
13.3.3 Wat is de buisstroom?
13.3.4 Naar hoeveel volt spanning wordt de normale netspanning van 220V omgezet in een röntgenapparaat? Waarom is dit nodig?
13.3.5 Hoe wordt de warmte die ontstaat in een röntgenapparaat afgevoerd?



Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen
13.3.6 Wat is een diafragma? Waar zorgt het diafragma voor?
13.3.7 Waarom wordt er een conus aan het röntgenapparaat geschroefd?
13.3.8 Waarom zit er een dodemansknop op de timer?
13.3.9 Waarom gaat de tandarts achter een scheidingswand staan bij het maken van een röntgenfoto?

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen
13.4.1 Wat verstaan we onder de intensiteit van een stralenbundel? Welke factoren bepalen de intensiteit vaneen röntgenbundel?
13.4.2 In welke eenheid wordt de buisstroom weergeven? Wat gebeurt er met de intensiteit als de buisstroom driemaal verhoogd wordt?
13.4.3 Wat gebeurt er met de golflengte van de röntgenstraling als de buisspanning wordt verhoogd? Hoe noemen we de straling die ontstaat bij een hoge buisspanning?
13.4.4 Hoe wordt voorkomen dat röntgenstralen met een te lange golflengte het röntgenapparaat verlaten?

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zijn er nog vragen?

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vonden jullie deze les
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Poll

Deze slide heeft geen instructies