10.2 dl2: Selectie

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 10.2 Populaties veranderen 
Selectie
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 10.2 Populaties veranderen 
Selectie

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
- Stappen van Evolutie: Variatie, Selectie, Overerving
- Oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 10.2
3 Je beschrijft hoe verschillende typen mutaties en geslachtelijke voortplanting de genetische variatie in een populatie vergroten.
4. Je legt het effect uit van verschillende vormen van selectie, fitness en genetic drift op de genetische variatie in een populatie.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Hoe ontstaan nieuwe eigenschappen?
Eigenschappen van soorten veranderen, Hoe?
- Door mutatie van het DNA verandert het genotype en soms ook het fenotype (H9)
- Elke mutatie van een gen noem je een allel, een variant van een gen (H9)
- Indien een verandering (in fenotype) gunstiger is dan het 'oude kenmerk', hebben deze meer voordeel (oude nadeel) --> is meestal het geval in een veranderende omgeving. 
- Nieuw kenmerk meer wordt doorgeven aan volgende generatie, soort veranderd. 

Slide 6 - Tekstslide

Evolutie
Voor evolutie zijn de volgende zaken nodig:

Genetische variatie
Selectie
Overerving


Slide 7 - Tekstslide

Natuurlijke Selectie (stap 2)
Niet iedereen kan zich voortplanten: 
- Vroegtijdig overlijden door zware omstandigheden (bijv. klimaat, predatie, voedsel tekort)
- Partners tekort

= Selectiedruk/ Natuurlijke selectie

Slide 8 - Tekstslide

Natuurlijke Selectie (stap 2)
Doordat in een populatie de individuen (bijna) allemaal genetisch verschillend zijn (variatie) hebben ze allemaal een grotere of kleinere kans om te overleven en zich voort te planten. 

Individuen met eigenschappen die gunstige zijn in een omgeving (hoge fitness) hebben een grotere kans om te overleven en zich voort te planten, dan de individuen met ongunstige eigenschappen in een omgeving (lage fitness).

Slide 9 - Tekstslide

Natuurlijke Selectie (stap 2)
Welke eigenschappen een hoge fitness hebben is afhankelijke van de selectiedruk. 

Bijv.:
Koudere winter- Gunstige eigenschap = Dikker verenpak
Tekort aan partners - Gunstige eigenschap = Mooiere vlekken
Weinig voedsel - Gunstige eiegnschap = Grotere vinnen
 

Slide 10 - Tekstslide

Overerving (stap 3
Overerving
Individuen die voortplanten geven hun genen (= eigenschappen) door naar volgende generatie.

Genen van de individuen die niet overleven 
of voortplanten sterven uit.

Er treedt een verandering op in de eigenschappen/ genen pool van de volgende generatie. De soort is geëvolueerd = adaptatie

Slide 11 - Tekstslide

Samenvatting Evolutie
Stap 1: Iedereen is een beetje anders (genetische variatie)

Stap 2: Het leven is zwaar door bijv. milieu en concurrentie (selectiedrukken)
--> individuen met de meest gunstige eigenschappen (hoge fitness) hebben meer kans op overleving en voortplanting (natuurlijke selectie)

Stap 3: Genen met de hoogste fitness erven over naar de volgende generatie --> adaptatie

Slide 12 - Tekstslide

Evolutiestappen op het examen (3p)
1. Beschrijf welke variatie (verschillen) er tussen individuen in de populatie is.

2. Benoem wat de selectiedruk is en welke eigenschap gunstig is (hoge fitness) en welke niet (lage fitness), geef aan dat de individuen met een hoge fitness een grotere kans hebben op voortplanten. 

3. Geef aan dat de gunstige eigenschap dus meer wordt doorgegeven aan de volgende generatie en deze daardoor is aangepast aan milieu (adaptatie)

Slide 13 - Tekstslide

Oefening
Beschrijf de drie stappen van evolutie (variatie, selectie, overerving) bij de Oefies en Toefies. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Evolutie bij 
de Oefies en Toefies

1p - Welke variatie zien we in de populatie? Hoe is deze ontstaan?

1p - Wat is de selectiedruk? Wie heeft de hogere fitness?

1p - Overerving en adaptatie. 
timer
3:00

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld 
Peper-en-zout mot (berkenspanner) 

Industriële revolutie (1819) 

Slide 17 - Tekstslide

Oefening
Beschrijf de drie stappen van evolutie (variatie, selectie, overerving) bij de Berkenspanner. 
timer
3:00

Slide 18 - Tekstslide

Antwoord
Variatie (1p) - In de populatie berkenspanners komen zowel donkere als lichtere varianten voor
Selectie (1p) - Op de donkere stammen zijn de donkere berkenspanners slecht zichtbaar, zij worden door vogels minder opgegeten. De donkere berkenspanners hebben hierdoor een hogere kans op voorplanting
Overerving (1p) - Donkere berkenspanners geven hun genen door aan de volgende generatie, in de volgende generatie zullen meer berkenspanners donker gekleurd zijn. 

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld Berkenspanners
Door adaptatie veranderd de allelfrequentie

Slide 20 - Tekstslide

Wat is evolutie?
A
het veranderen van gedaante bij een organisme
B
ontwikkeling die een organisme tijdens zijn leven doormaakt
C
het veranderen van allelfrequenties binnen een populatie
D
het groter worden van een populatie

Slide 21 - Quizvraag

Welke afbeelding geeft de evolutietheorie weer? A of B?

Slide 22 - Open vraag

Wat is de goede volgorde van processen voor evolutie?
A
Survival of the fittest, natuurlijke selectie, genetische variatie, overerving goede eigenschappen
B
Genetische variatie, natuurlijke selectie, survival of the fittest, overerving goede eigenschappen
C
Natuurlijke selectie, genetische variatie, survival of the fittest, overerving goede eigenschappen
D
Genetische variatie, survival of the fittest, natuurlijke selectie, overerving goede eigenschappen

Slide 23 - Quizvraag

Darwin gebruikte bij het opstellen van zijn evolutietheorie het begrip 'survival of the fittest'. Deze uitdrukking wordt meestal vertaald met 'het overleven van de sterksten'. Welke van de onderstaande individuen worden in deze uitdrukking bedoeld met 'de sterksten'?
A
De individuen die de meeste kracht kunnen leveren.
B
De individuen die het langste leven.
C
De individuen die de meeste nakomelingen krijgen.
D
De individuen van de soorten die boven in de voedselpiramide staan.

Slide 24 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde:
I - Dankzij zijn kleur valt een zwarte koolmees niet op bij katten. Hij leeft lang en krijgt veel nakomelingen
II - Het aantal allelen voor de zwarte kleur neemt toe in de populatie
III - Door natuurlijke selectie zijn er veel zwarte koolmezen ontstaan
IV - Door een mutatie ontstaat een zwarte koolmees in een populatie
A
II - IV - II - III
B
I - II - IV - III
C
IV - I - II - III
D
IV - II - III - I

Slide 25 - Quizvraag

Natuurlijke selectie?

Slide 26 - Tekstslide

Kunstmatige selectie
Mensen kiezen bij het kweken 
van planten en het fokken van 
dieren bewust bepaalde 
eigenschappen uit.

Dit proces heet 
kunstmatige selectie.

Slide 27 - Tekstslide

Seksuele selectie
Partnerkeuze op basis van een bepaald
kenmerk zorgt voor een vergroting
van dat kenmerk.

Ken je nog meer voorbeelden?



Slide 28 - Tekstslide

Seksuele selectie
Ook als deze eigenschappen de overlevingskans 
niet positief beïnvloeden.







Slide 29 - Tekstslide

Opdrachten
- Begrippen leren 10.1/10.2 ( slim stampen)
- Maken 10.2 bij leerdoel 4
- 10.1 en 10.2 samenvatten

Slide 30 - Tekstslide