Thema 6 Ecologie en duurzaamheid

Bas 1 Organismen en hun omgeving
Leerdoelen:
  • je kunt het verschil uitleggen tussen biotische factoren en abiotische factoren
  • je kunt de verschillende niveaus in de biologie onderscheiden
  • je kunt de voedselrelaties aangeven
  • Je kunt de verschillende piramides gebruiken
1 / 160
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 160 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 12 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bas 1 Organismen en hun omgeving
Leerdoelen:
  • je kunt het verschil uitleggen tussen biotische factoren en abiotische factoren
  • je kunt de verschillende niveaus in de biologie onderscheiden
  • je kunt de voedselrelaties aangeven
  • Je kunt de verschillende piramides gebruiken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • je kunt uitleggen waardoor bij accumulatie de hoogste schakel overlijdt 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ecologie
Bestudeert de relaties tussen organismen en hun milieu.
De relatie werkt twee kanten op
Invloed op organisme leeft: biotisch
Invloed op organisme leeft niet: abiotisch

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende niveaus bij voedselrelaties:
producenten: maken organische stoffen uit anorganische stoffen via fotosynthese, zijn autotroof
consumenten: moeten organische stoffen opnemen, zijn heterotroof
reducenten: breken organische stoffen af in anorganische stoffen; bacteriën en schimmels

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Organische stoffen zijn stoffen met én C, én H én O in het molecuul.
Een voedselketen geeft informatie over voedselrelaties tussen organismen. Elke voedselketen start altijd met een producent! Dit is dus de eerste schakel. Het organisme dat de producent eet (een planteneter of herbivoor) krijgt de pijl naar zich toe, die betekent: wordt gegeten door.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voedselketen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedselweb

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Piramides

Piramides van aantallen geven van elke schakel  van een voedselketen het aantal individuen weer.

Meestal is het aantal de volgende schakel kleiner, alleen bij de producenten klopt dit niet altijd.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wel een piramide
geen piramide door aantal producenten

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Biomassa

  • Het totale gewicht van energierijke stoffen in een organisme. 
  • Per schakel is de totale hoeveelheid biomassa het totale gewicht van alle organismen van die schakel.
  • De biomassa's van alle schakels op elkaar: altijd een piramide.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

biomassa per schakel in kg
piramide van biomassa

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies



1. Wat zijn biotische factoren?
2. Welke van de twee piramides is altijd een echte piramide?
3. Welke niveaus worden in de ecologie gebruikt?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bas 2 Voedselrelaties en kringlopen
Leerdoelen:
  • de definitie van autotroof en heterotroof kennen
  • water-, koolstof- en stikstofkringlopen kennen
  • je kent het verschil tussen biologisch afbreekbaar en niet-biologisch afbreekbaar
  • Je weet wat plastic soep is

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fotosynthese

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Definities
Autotrofe organismen: kunnen energiearme stoffen door fotosynthese omzetten in energierijke stoffen, voeden zich niet met andere organismen
Heterotrofe organismen: Kunnen zelf geen energierijke stoffen maken uit energiearme stoffen, moeten die binnenkrijgen met voedsel

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

waterkringloop

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

koolstofkringloop

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

stikstofkringloop

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Biologisch afbreekbaar: afkomstig van planten en/of dieren

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Denk aan al het plastic dat tot nu toe geproduceerd is op de hele wereld. Hoeveel procent zou daarvan gerecycled zijn? 

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Gyres: De vijf grote zeestromen 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plastic vergaat niet.
Plastic wordt steeds
kleiner, het probleem
wordt steeds groter.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plastic
  • niet biologisch afbreekbaar : persistent
  • microplastic
  • nanoplastic
  • opname in cellen

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Via de rivieren
komt het in
de oceaan.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De oceanen
raken vervuild.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dieren raken verstrikt.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dieren 
eten 
het op.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wij eten 
het op.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


1. Wat is de definitie van autotroof?
2. Noem de verschillende onderdelen van de koolstofkringloop.
3. Wanneer is afval biologisch afbreekbaar en wanneer niet?
4. Noem twee voorbeelden van allebei.
5. Wat is plastic soep?

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bas 3 Samenleven
Leerdoelen:
  • Je kunt uitleggen wat biologisch evenwicht is
  • Je kunt uitleggen wat een optimum kromme is en deze aflezen en zelf maken
  • Je kunt de verschillende manieren van samenleven herkennen en toepassen

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Populatiegrootte
  • Aantal organismen in een populatie hangt van verschillende factoren af (biotisch en abiotisch).
  • Soms grote populatie en soms klein. 
    Gemiddeld: biologisch evenwicht.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1ste jaar

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2de jaar

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3de jaar

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4de jaar

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengevat
de populatiegrootte schommelt elk jaar rondom een evenwichtswaarde
Biologisch evenwicht

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Optimumkromme 

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenleven
  • Elk individu heeft een relatie met soortgenoten.
  • Gericht op concurrentie of op samenwerking.
  • Draait om voedsel en voortplanting.

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rangorde
  • 1 dier is de 'baas'.
  • Rest kent zijn plek.
  • Hebben van territorium --> minder kans op gevecht.
  • Territorium: gebied dat verdedigd wordt tegen soortgenoten.
  • Zorgt voor voedsel en voortplantingsplek.

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1

Slide 48 - Video

Deze slide heeft geen instructies

1

Slide 49 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Symbiose = samenleven van verschillende soorten
Er zijn 3 vormen van symbiose:
  • Mutualisme
  • Commensalisme 
  • Parasitisme

  • geen voordeel is
    geen symbiose

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Relaties tussen soorten
afb.  Korstmos

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schimmels en algen
De schimmel zorgt voor water en een beschutte plek voor de alg.  De alg heeft bladgroen en kan aan fotosynthese doen.  Zo produceert ze voedsel voor de schimmel.
Hoe werken beiden samen?

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Parasieten
  • Hierbij leeft een individu, de parasiet, op of in een individu van een andere soort, de
    gastheer.
  • Eén soort heeft voordeel, de ander een nadeel.

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Muggen

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Wat wordt bedoeld met 
biologisch evenwicht?
  • Noem twee zaken waar het samenleven van organismen om draait.
  • Wat is een territorium?
  • Wat is symbiose?
  • Welke drie vormen van symbiose zijn er?

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet deze vorm van symbiose?

Slide 57 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet deze vorm van symbiose?
darmen
hond met spoelworm

Slide 58 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef een voorbeeld van een biotische en abiotische factor waardoor een populatiegrootte kan veranderen

Slide 59 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bas 4 Natuurbeheer
Leerdoelen:
  • Kunnen uitleggen dat de natuur in Nl gereguleerd is door de mens
  • De manieren noemen en de verschillen kennen tussen behouden, beschermen en herstellen van natuur

Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurbeheer

Slide 61 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

De mens en zijn omgeving

Slide 62 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cultuurlandschap

Slide 63 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Twee derde wordt gebruikt voor landbouw, de helft daarvan is grasland.

Slide 64 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Invloed van de mens
Gevolg: diersoorten bedreigd, sterven uit, afnemende variatie, minder biodiversiteit

Slide 65 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 66 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Natuurbeheer
Alle maatregelen om natuur te behouden, beschermen en te herstellen

Herintroductie (terugbrengen van dier-of plantensoort): vorm van natuurbeheer


Slide 67 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ecoduct: vorm van natuurbeheer

Slide 68 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 69 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurbeheerder

Slide 70 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Wat wordt bedoeld met 
natuurbeheer?
  • Wat is het gevolg van de aantasting van land en water door de mens?
  • Welke functie heeft een ecoduct?
  • Hoezo zijn runderen natuurbeheerders?

Slide 71 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bas 5 Mens en milieu
Leerdoelen:
  • Je kunt enkele oorzaken en gevolgen van uitputting en vervuiling beschrijven.
  • Je kunt enkele oorzaken en gevolgen van klimaatverandering beschrijven.
  • Je kunt uitleggen wat het broeikaseffect is en wat het versterkte broeikaseffect is

Slide 72 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Milieuproblemen
Uitputting
- Stoffen uit het milieu

Vervuiling
- Stoffen aan het milieu toevoegen

Slide 73 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitputting
Grondstoffen
- Aardolie, fossiele brandstoffen, zand en metaalerts (oa voor mobieltjes)

Monocultuur
elk jaar dezelfde planten verbouwen en oogsten -->  bodem uitgeput -> niet genoeg mineralen


Slide 74 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 75 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Vervuiling
Land bemesten
- Stikstof 

Stikstof in grondwater en lucht -> Luchtvervuiling 


Slide 76 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervuiling
Bodemvervuiling
- afval chemische industrie

Watervervuiling
- Chemische gewasbeschermingsmiddelen

Slide 77 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Atmosfeer

Slide 78 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 79 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 80 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klimaatverandering
Het gemiddelde weertype over een lange periode is veranderd

Zeespiegelstijging

Verdroging
- woestijnen worden groter

Slide 81 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 82 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 83 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 84 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 85 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 86 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 87 - Video

Deze slide heeft geen instructies

  • Wat is uitputting?
  • Noem twee oorzaken van uitputting;
  • Wat is vervuiling?
  • Noem twee voorbeelden van vervuiling;
  • Wat is het broeikaseffect?
  • Wat is het versterkte broeikaseffect?
  • Wat is het gevolg van het versterkte broeikaseffect?

Slide 88 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bas 6 Duurzaamheid
Leerdoelen:
  • Je kunt uitleggen wat de ecologische voetafdruk is
  • Je kunt uitleggen wat duurzaamheid is
  • Je kunt duurzame oplossingen voor milieuproblemen geven

Slide 89 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ecologische voetafdruk
Het land- en wateroppervlak dat nodig is voor de consumptie en afval.
Deze wordt uitgedrukt in hectare (ha, 100m x 100m).
Per persoon 1,7 ha beschikbaar, wij gebruiken 6,3 ha.

Slide 90 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 91 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ecologische voetafdruk

Slide 92 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Duurzaamheid
Betekent dat het milieu geen schade ondervindt van activiteiten.
  • Niet meer stoffen uit het milieu halen dan aangevuld kan worden
  • Niet meer stoffen toevoegen dan verwerkt kan worden
  • Belangrijk om de aarde niet te verpesten voor later: duurzame ontwikkeling.

Slide 93 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

duurzame oplossingen voor milieuproblemen
1. duurzame energie
2. duurzame grondstoffen
3. duurzame landbouw
4. minder vervuiling
5. minder broeikasgassen
6. zelf duurzame keuzen maken

Slide 94 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Duurzame energie
Duurzame energie: geen milieuvervuiling, De bron raakt niet op:

Biomassa (energierijke stoffen in organisch materiaal) echt duurzaam???
Windmolens
Zonnepanelen
Waterkracht

Slide 95 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ook zijn er bezwaren tegen windmolens en zonnepanelen.
-Mensen vinden ze niet mooi.
-Geluidsoverlast windmolens.
-Geen wind en /of geen zon = geen energie.


Kernenergie dan? Afval is gevaarlijk (radioactief).

Slide 96 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Duurzame grondstoffen
Door hergebruik en recycling hoeven minder nieuwe grondstoffen te worden gebruikt.


Hergebruik: voorwerp wordt opnieuw gebruikt

Recycling: afvalproducten worden als grondstof gebruikt voor nieuwe producten.

Slide 97 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Duurzame landbouw
Stadslandbouw
Verticale landbouw
Precisielandbouw
Kringlooplandbouw
Biologische landbouw


                    


Slide 98 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stadslandbouw
In stedelijke omgeving voedsel verbouwen
Minder transport.
                                  


Slide 99 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verticale landbouw 
Ruimte besparend

Door het spectrum van het
licht aan te passen naar de
behoefte van het gewas 
verkrijgen we een grote opbrengst

Slide 100 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Precisie landbouw
Technologie waarmee je  precies kunt bepalen hoeveel mest en water er op een vierkante meter nodig is.
                                  


Slide 101 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kringlooplandbouw.
Afvalstoffen worden opnieuw 
gebruikt als bv. voedsel voor de 
bodem of voor dieren. 

 Ze gaan zuinig om met grondstoffen 
en ze zorgen voor zo min mogelijk 
vervuiling en uitputting.

Slide 102 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Biologische landbouw
-geen monocultuur
-vruchtwisseling
-geen kunstmest
-geen chemische gewasbestrijding
(onbespoten)
-dieren scharrelen
-natuurlijke bestrijding
-mechanische verwijdering van onkruid

Slide 103 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Minder vervuiling
- Schepen en fabrieken mogen schadelijke stoffen niet lozen in het milieu. 
- Auto’s krijgen een katalysator , daardoor minder vervuilende uitlaatgassen
- Fabrieken moeten filters in hun schoorstenen aanbrengen 
- Boeren filteren de lucht uit de stallen
Eigen keuzes mbt vliegen, houtkachel, vleeseten

• geen vuurwerk afsteken met oud en nieuw
• geen hout stoken in houtkachel, vuurkorf of open haard

Slide 104 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5.Minder broeikasgassen
Minder gebruik fossiele brandstoffen voor bijv.  energie.
Zorgen dat koeien en schapen minder methaan produceren.

Slide 105 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. Zelf duurzame keuzen maken

Slide 106 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bas 7 Energiestroom in een ecosysteem
Leerdoelen:
  • uitleggen wat een trofisch niveau in een voedselketen is
  • verschil in opbrengst uitleggen van verschillende trofische niveaus
  • biomassa volgen in een ecosysteem

Slide 107 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik

Slide 108 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de definitie van ecologische voetafdruk?
Antwoord
Het land- en wateroppervlak dat nodig is voor de consumptie en afval.
timer
2:30

Slide 109 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem twee voorbeelden van duurzaamheid
Antwoord
Niet meer stoffen uit het milieu halen dan aangevuld kan worden;
Niet meer stoffen toevoegen dan verwerkt kan worden.
timer
2:30

Slide 110 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar is het plaatje een vb van?
Boven situatie jaar 1, onder jaar 2.
timer
2:30

Slide 111 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De verschillende schakels van een voedselketen noemt men trofische niveaus. 

Producenten zijn het eerste trofische niveau, consumenten 1e orde het tweede trofische niveau, etc.


Slide 112 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als organismen opgegeten worden, worden hun energierijke stoffen doorgegeven aan het volgende trofische niveau. Zodoende is er ook sprake van een energiestroom van het ene niveau naar het volgende niveau.

Slide 113 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pikorde
Bij kippen

Slide 114 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plastic vergaat niet.
Plastic wordt steeds
kleiner, het probleem
wordt steeds groter.

Slide 115 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In elke schakel verdwijnt energie uit de voedselketen:

  • sommige individuen sterven zonder dat zij gegeten zijn
  • uitwerpselen bevatten nog energierijke stoffen
  • brandstoffen die verbruikt worden voor beweging, etc
  • de rest kan gebruikt worden als bouwstof en doorgegeven worden aan de volgende schakel

Slide 116 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 117 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Wat is het verschil tussen
trofisch niveau en de termen produ-
cent, consument etc?
  • Door welke drie zaken verdwijnt energie van de ene schakel naar de volgende schakel?
  • Waardoor is het voor het milieu beter om een koudbloedig dier te eten dan een warmbloedig dier?

Slide 118 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bas 8 Voedselproductie
Leerdoelen:
  • Je kunt de drie soorten landbouw in Nederland benoemen;
  • Je kunt per type uitleggen hoe dit in Nederland gebruikt wordt;
  • Je kunt uitleggen hoe resistentie tegen een chemisch gewasbeschermingsmiddel ontstaat;
  • Je kunt de voordelen van biologische landbouw uitleggen.

Slide 119 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedselproductie
akkerbouw: grotere schaal dan tuinbouw, relatief minder arbeid

Slide 120 - Tekstslide

3 soorten landbouw.
Akkerbouw, hele grote velden met gewassen.  Meestal Trekkers nodig voor bewerking land.
verbouwen van granen, aardappelen, maïs.
Veeteelt, houden van landbouwhuisdieren o.a.  voor productie van vlees, melk, wol

Tuinbouw, ook akkers met gewassen, maar ook kassen met gewassen en boomgaarden(fruitbomen bij elkaar op een stuk grond).
Verbouwen van groente, fruit en planten
Vroeger:
veel gemengde bedrijven:
enkele dieren,
veel soorten gewassen,
minder van ieder gewas op klein stuk grond

Slide 121 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tegenwoordig
Meer dieren, minder soorten gewassen, meer planten of dieren van dezelfde soort, groot stuk grond.

Slide 122 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nu: grote akkerbouwbedrijven

Slide 123 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Monocultuur
Wisselcultuur

Slide 124 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

grote veeteeltbedrijven

Slide 125 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

intensieve veehouderij---> weinig grond erom heen
bio-industrie of vee-industrie

Slide 126 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • veel dieren geven veel melk, vlees of eieren
  • dieren hebben vaak geen prettig leven
  • mestoverschot
  • milieuvervuiling

Slide 127 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Biologische landbouw
  • Milieu sparen en voldoende voedsel produceren
  • Geen monocultuur, maar vruchtwisseling
  • Biologische bestrijdingsmiddelen
  • Meer ruimte

Slide 128 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

rekening houden met het milieu en de dieren

Slide 129 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volle grondstuinbouw

Slide 130 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

glastuinbouw

Slide 131 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

*gunstige omstandigheden
voor groei
*hele jaar voedsel produceren
*lampen en kachels gebruiken 
veel energie
*CO2 bij verbranding in de lucht

Slide 132 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chemische bestrijding
Chemische bestrijdingsmiddelen (gif), heten over het algemeen pesticiden
- Insecticiden - tegen insecten
- Herbiciden - tegen onkruid

Voordelen: snel, goedkoop, effectief
Nadelen: Persistentie, resistentie, niet soort-specifiek, komt in drink- en grondwater terecht. 

Slide 133 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 134 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 135 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Biologische bestrijding
Gewassen worden op een natuurlijke manier beschermd
  • Natuurlijke vijanden; deze kunnen de schadelijke dieren doden
  • Schadelijke dieren lokken of onvruchtbaar maken
  • Vruchtwisseling; door elk jaar een ander gewas te verbouwen voorkom je een plaag op een stuk land

Slide 136 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 137 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Insecten eten, veel vitamines, ijzer en eiwitten
Een oplossing voor het voedselprobleem

Slide 138 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bas 6 Populaties
Leerdoelen:
  • inzicht dat optimumkromme voor bijna alle factoren die een populatie beïnvloeden te maken is
  • Optimumkromme maken en kunnen gebruiken

Slide 139 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Populaties

De grootte is afhankelijk van de omstandigheden: zijn deze gunstig, dan kan de populatie groter worden, zijn deze ongunstig, dan zal deze kleiner worden. Meestal schommelt de populatiegrootte om een evenwichtswaarde: het biologische evenwicht. Elke factor heeft invloed op de grootte en kunnen niet onder een minimum zakken of boven een maximum uitkomen. De meest gunstige waarde is het optimum.

Slide 140 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

optimumkromme

Slide 141 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bas 7 Successie
Op kale grond, een kale rots, nieuwe duin zal na verloop van tijd begroeid raken met korstmossen of kleine planten. Deze eerste vegetatie heten pioniers. Zij zijn erg tolerant wat de abiotische factoren als temperatuur betreft.
Deze planten trekken dieren aan, het eerste pionierecosysteem is ontstaan. Hierdoor worden de omstandigheden gunstiger voor nieuwe soorten om zich hier te vestigen.

Slide 142 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Door doodgaan van planten en dieren ontstaat humus, waardoor de omstandigheden sterk verbeterd zijn. Hierdoor kunnen grotere planten op deze plek groeien, grotere dieren zich hier vestigen en het pionierecosysteem gaat over in een ander ecosysteem. Dit maakt de omstandigheden nóg gematigder, zodat weer andere planten en dieren zich hier vestigen: er is sprake van successie.

Slide 143 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pioniersvegetatie
andere planten en dieren kunnen zich vestigen

Slide 144 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

struiken komen en grotere dieren
uiteindelijk komt er bos: het climaxecosysteem

Slide 145 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 146 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Bas 8 Aanpassingen bij dieren
Dieren zoals die op dit moment leven, zijn het resultaat van aanpassing aan de omgeving waarin zij leven en waaraan zij het beste aangepast zijn, wat ook aan de nakomelingen doorgegeven wordt. Het aanpassen aan de omstandigheden noemt men adaptatie.

Slide 147 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mogelijke aanpassingen:
  • aan water: kieuwen, stroomlijn, waardoor minder weerstand van het water plaatsvindt, ondanks groot gewicht geen zwaar skelet.
  • aan land: bij groter gewicht een zwaarder skelet en stevige poten, aan ondergrond: harde ondergrond: topganger, zachte ondergrond: zoolganger.

Slide 148 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

poten van vogels

Slide 149 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

snavels van vogels

Slide 150 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

kegelsnavel: om zaden te kraken
pincetsnavel: om insecten uit schuilplaats te pikken
haaksnavel: vlees in stukken scheuren
priemsnavel: in de bodem van ondiep water dieren zoeken
zeefsnavel: wateroppervlak afslobberen naar organismen

Slide 151 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 152 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Bas 9 Aanpassingen bij planten

De twee uitersten qua aanpassing aan licht zijn de zonplanten, die veel licht nodig hebben om te kunnen groeien en schaduwplanten, die optimaal groeien bij weinig licht.

Ook aanpassingen aan de hoeveelheid beschikbaar water is zichtbaar bij planten: de planten die weinig water krijgen, hebben kleine, dikke bladeren en een groot wortelstelsel.

Planten in het water hebben soms wortels, soms niet,

Slide 153 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 154 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Bas 10 Samenleven

Relaties: met soortgenoten

Gaat altijd om voedsel en voortplanten. Hierbij kan competitie (concurrentie) of samenwerking plaatsvinden.

De relaties lopen alleen soepel als er 'afspraken' staan over rangorde (apen), territorium (wolf), staten (bijen).

Slide 155 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

relaties tussen 2 soorten

Slide 156 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bas 11 De bodem
Leerdoelen:
  • het verschil in bodemeigenschappen tussen zand en klei kennen
  • weten wat humus is

Slide 157 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bodem

Slide 158 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Humus is belangrijk voor de bodem. Door reducenten worden organische stoffen omgezet in anorganische stoffen. Deze worden door planten als fosfaat, nitraat en andere zouten opgenomen.

Slide 159 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 160 - Video

Deze slide heeft geen instructies