Paragraaf 1 Produceren

Economie 
4 KB
H1§1
Produceren
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Economie 
4 KB
H1§1
Produceren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werklozen die werk zoeken
Beroepsbevolking

Beroepsbevolking:
Alle mensen tussen 15 en 75 jaar die werken of willen werken

Werkzame    beroepsbevolking:
Het werkzame deel van de beroepsbevolking

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werken voor de winst H1.1: produceren
De beroepsbevolking is werkzaam in: 
Marktsector / particuliere sector
Alle bedrijven die uit zijn op winst horen tot deze sector (ook particuliere sector genoemd)
Collectieve sector
Alle bedrijven die NIET uit zijn op winst horen tot deze sector

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De marktsector/collectieve sector
Marktsector/ Particuliere sector
  • Streeft naar winst/ gemaakte kosten terugverdienen

Collectieve sector
  • Overheid, gezondheidszorg en onderwijs (streeft niet naar winst)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waaruit bestaat de beroepsbevolking?
Waaruit bestaat de beroepsbevolking?
A
Mensen die een baan zoeken in de marktsector
B
Mensen die een baan hebben in de collectieve sector
C
Mensen die betaald werk hebben in de markt of coll sector
D
Mensen de betaald werk hebben of op zoek zijn naar een baan

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke instellingen horen bij de collectieve sector? Meerdere antwoorden mogelijk
A
Autofabrieken
B
Belastingdienst
C
Landbouwbedrijven
D
MBO scholen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Productiesectoren   

Slide 8 - Tekstslide

De ondernemingen waarbij je kunt werken, zijn verdeeld in vier productiesectoren.

De primaire sector: hier horen bedrijven bij die grondstoffen maken zoals boeren, vissers, de houtkap en mijnbedrijven.

De secundaire sector: hier horen bedrijven bij die de grondstoffen van de primaire sector nemen en verwerken tot iets anders. Fabrieken, bouwbedrijven, pottenbakkers en soortgelijke bedrijven.

De tertiaire sector: hierin vind je alle bedrijven die een dienst leveren (en dus niet een goed maken!) en deze met winst proberen te verkopen. Alle winkels horen hierbij, maar ook de bank, de NS, de kapper en klusbedrijven,

De quartaire sector: hier vallen alle bedrijven onder die een dienst leveren en deze niet met winst proberen te verkopen. De diensten die in de quartaire sector worden geleverd zijn grotendeels openbaar. Hieronder vallen de politie, brandweer en het onderwijs.

Supermarkten horen bij de quartaire sector.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Hoogovens, staalfabriek, hoort bij secundaire sector.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Productiefactoren 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Verpleeghuizen maken deel uit van de quartaire sector.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ondernemer
Iemand die de productiefactoren Kapitaal, Arbeid en Natuur combineert met als doel (maximale) winst.

Daarmee is hij/zij de vierde productiefactor:
Ondernemerschap.


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de woorden naar de juiste plek.
Coen plukt appels bij de boer. Welke productiefactor??
De boer betaalt Coen daarvoor..?
De boer zelf gebruikt de factor...
De boer is geen eigenaar en betaalt voor het gebruik van de grond...
De boer bewerkt het land met een tractor. Dat is een...
Natuur
Huur
Arbeid
Loon
Kapitaalgoed

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling I: Ondernemerschap kun je als vierde productiefactor beschouwen, omdat er zonder ondernemers niet geproduceerd kan worden.
Stelling II: Een ondernemer zorgt voor de productiefactor kapitaalgoederen.
A
Stelling 1 is juist
B
Stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de woorden naar de juiste plek.
Kees maakt zaterdag de bakkerij schoon. Welke productiefactor??
Nicole betaalt Kees ..?
De ovens in de bakkerij zijn...
Nicole heeft ovens gekocht voor haar bakkerij en heeft geld geleend. Zij betaalt .... voor deze lening
Kapitaalgoederen
Arbeid
Loon
Rente

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wit werk

betaald werk, waarover belasting en sociale premies wordt betaald
Grijs / zwart werk

- grijs werk: onbetaald werk


- zwart werk: betaald werk, zonder belasting en sociale premies te betalen.
Dit is strafbaar!

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betaald werk waarbij je belasting betaald, rekent de overheid tot de productie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vrijwilligerswerk rekent de overheid ook tot de productie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rekenen met procenten

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
  • Maken opdrachten hoofdstuk 1 paragraaf 1

  • Lees de theorie op bladzijde 8 & 9
  • Maak de opdrachten 1 t/m 11

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdrachten maken

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat hebben we geleerd?

Slide 24 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Maken hoofdstuk 1 paragraaf 1
opdracht 1 t/m 11
inleveren door middel van foto of bestand

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies