Examentraining bloedsomloop

Bloedsomloop
Examentraining
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bloedsomloop
Examentraining

Slide 1 - Tekstslide

Onderdelen bloed

BLOEDPLASMA


BLOEDPLAATJES


WITTE BLOEDCELLEN


RODE BLOEDCELLEN



Slide 2 - Tekstslide

onderdelen bloed
bloedplasma
rode bloedcellen
witte bloedcellen
bloedplaatjes
- vervoert meerdere stoffen oa voedingsstoffen
- bevat het eiwit fibrinogeen
-vervoert alleen zuurstof. 
-geen celkern
-bevat hemoglobine
-maken ziekteverwekkers onschadelijk - hebben celkern
- geen vaste vorm
- stukjes cellen 
- geen celkern
- functie bij bloedstolling

Slide 3 - Tekstslide

Onderdelen bloed/functies

Slide 4 - Tekstslide

Bloedcellen worden 
gemaakt in het rode
beenmerg. 
Stamcellen veranderen
in ander type cellen. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

3 typen bloedvaten
- Gaan naar de                                                              - gaan van de 
organen toe                                                                   organen weg.

Slide 7 - Tekstslide

dubbele bloedsomloop

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht in groepjes!
- Schrijf globaal de weg die het bloed aflegt bij de kleine en grote bloedsomloop in de juiste volgorde op een papier.
 

Slide 13 - Tekstslide

Bovenste holle ader
Onderste holle ader
Longslagader
Aorta
Longader
Rechter boezem
Rechter kamer
Linker kamer
Linker boezem
Leer de onderdelen van het hart

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Tekstslide

De harttspier...
  • krijgt glucose en zuurstof via de kransslagaders
  • geeft Koolstofdioxide af aan de kransaders

  • de kransslagaders komen van de aorta
  • de kransaders gaan naar de bovenste holle ader

Slide 17 - Tekstslide

Slagaderverkalking

Slide 18 - Tekstslide

Slagaderverkalking

Vettige stoffen plakken aan de wand --> ontstaan slagaderverkalking.

Cholesterol is de vettige stof die het meest zorgt voor slagaderverkalking.

De wanden van de slagaders worden minder elastisch.

Slide 19 - Tekstslide

Oefenen met examenvragen
Examenvragen op papier 

Slide 20 - Tekstslide

Antwoorden
1. B
2. Water/ koolstofdioxide/ melkzuur
3. Bloedvat Q heeft een dikkere wand/ is minder wijd.
4. Een orgaan, een slagader bestaat uit meerdere weefsels. 
5.
6.
7. 
8. 

Slide 21 - Tekstslide

13.5 Weefselvloeistof en lymfe
LYMFEVATENSTELSEL
Bestaat uit lymfevaten en lymfeknopen.

Functie
- Afvoeren van afvalstoffen uit de organen.
- Afweer tegen ziekteverwekkers. 

LYMFEKNOPEN /  LYMFEKLIEREN
Zuiveren de lymfe van o.a. ziekteverwekkers. 

Slide 22 - Tekstslide

Wat doen je lymfeknopen
  • Lymfevaten voeren lymfe naar de lymfeklieren / lymfeknopen.

  • Hier wordt het lymfe gecontroleerd op de aanwezigheid van ziekteverwekkers.

  • Dit wordt gedaan door de witte bloedcellen. 

Slide 23 - Tekstslide

Afweer
• Het laagje talg op de huid.
• Het slijmvlies in de wand van de luchtwegen.
• Maagsap bevat zoutzuur, waardoor bacteriën worden gedood.
• Witte bloedcellen sluiten de ziekteverwekkers in .





3.5 Afweer

Slide 24 - Tekstslide

Antigenen en antistoffen

Antigeen = gemeen
-> lichaamsvreemd en is van de ziekteverwekker
Antistof = tof
-> lichaamseigen en is van een witte bloedcel

Slide 25 - Tekstslide

EEe
Een antistof is specifiek voor de ziekteverwekker/ antigeen.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Tekstslide

13.7 Bloedgroepen
Transplantatie en bloedtransfusies

- Je kunt de problemen beschrijven die het afweersysteem veroorzaakt bij transplantaties en auto-immuunziekten.
- Je kunt de rol van bloedfactoren bij bloedtransfusies en de rol van de resusfactor bij zwangerschap beschrijven.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Slide 32 - Tekstslide

Bloedtransfusie
Bij een bloedtransfusie krijgt iemand bloed van een donor. Het beste is donorbloed van dezelfde bloedgroep. 
 In het bloed van de ontvanger mogen géén antistoffen aanwezig zijn tegen de bloedfactoren van de donor. 

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Link