Voorzetsels à et de + lidwoord

Chapitre 2   
Doel:
Ik kan vertellen over mijn vrije tijd.
H2 Je suis libre!
    
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Chapitre 2   
Doel:
Ik kan vertellen over mijn vrije tijd.
H2 Je suis libre!
    

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je leren? Bron D blz 89. 
à (naar, bij, op) 
de (van) + bepaald lidwoord 
- Ik ga naar het restaurant.
- Wij zijn op school.
- Dat is de jurk van het meisje.
- Dat is de juf van de kinderen.

Slide 2 - Tekstslide

Grammaire
"Ik kan de voorzetsels à (= in, naar, op, bij, ...) en de (= van) met een bepaald lidwoord gebruiken."

Slide 3 - Tekstslide

à + lidwoord
Je suis à l'école.
Elle va à la mer.
Nous sommes au club de foot.
Vous allez souvent aux concerts?

1. Wat betekent het voorzetsel à? Gebruik bovenstaande zinnen.
2. Wat is volgens jou de grammaticale regel?

Slide 4 - Tekstslide

à + lidwoord
1. Wat betekent het voorzetsel à? Gebruik bovenstaande zinnen.
in, op, bij, naar, ...

2. Wat is volgens jou de grammaticale regel?
à + la = à la (à la mer)
à + l' = à l' (à l'école)
à + le = au (au club de foot) !!
à + les = aux (aux concerts) !!

Slide 5 - Tekstslide

Je vais _____ entrainement du foot.
A
au
B
à la
C
à l'
D
aux

Slide 6 - Quizvraag

Après l'école, je vais _____ maison.
A
au
B
à la
C
à l'
D
aux

Slide 7 - Quizvraag

de + lidwoord
C'est l'entrée de la maison.
C'est le patron de l'école.
C'est l'acteur du nouveau film.
C'est le chien des voisins.

1. Wat betekent het voorzetsel de? Gebruik bovenstaande zinnen.
2. Wat is volgens jou de grammaticale regel?

Slide 8 - Tekstslide

de + lidwoord
1. Wat betekent het voorzetsel de? Gebruik bovenstaande zinnen.
van

2. Wat is volgens jou de grammaticale regel?
de + la = de la (l'ami de la fille)
de + l' = de l' (la réception de l'hôtel)
de + le = du (le menu du restaurant) !!
de + les = des (la couleur des voitures) !!

Slide 9 - Tekstslide

Quelle est la couleur _____ chaussures?
A
du
B
de l'
C
de la
D
des

Slide 10 - Quizvraag

C'est le vélo ____ garçon.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 11 - Quizvraag

au - à l' - à la - aux - du - de l' - de la - des?

C'est la robe ____ fille.

Slide 12 - Open vraag

au - à l' - à la - aux - du - de l' - de la - des?

Je vais ____ cinéma avec mon ami.

Slide 13 - Open vraag

Au travail!
Planner: H2 ex. 15abcd - 16acde (p. 68-70)
+ ex 11ab (p. 142)

Slide 14 - Tekstslide