Examentraining NASK 2

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma examentraining
  1. Tien tips voor het examen.
  2. Korte uitleg per leerdoel uit de syllabus.

We hebben 1,5 uur de tijd. Dit betekent dat we snel door de stof gaan en dat er niet veel ruimte is voor vragen of uitgebreide aantekeningen. Ik deel deze presentatie met jullie, dus je kan na afloop alles nog doorlezen en vragen stellen. We hebben 2,5 min per dia. :)

Slide 2 - Tekstslide

Tips voor het examen (1/4)
1. Haal informatie uit de tekst.
  • Eerst de vraag, dan de tekst goed lezen.
  • Nooit gehoord van een stof? Dan staat er waarschijnlijk een uitleg of molecuulformule in de tekst.
  • Voor rekenvragen: scan de tekst op gegevens. Schrijf alle getallen op, schrijf daarbij ook de grootheid/eenheid!

2. Elke reactievergelijking moet kloppen.
  • Vaak 3p per vraag: 1p voor de pijl, 1p na de pijl, 1p kloppend maken.

3. Gebruik de BiNaS!!

Slide 3 - Tekstslide

Tips voor het examen (2/4)
4. Bij het leren: kijk je werk kritisch na. 'Ongeveer goed' is niet goed genoeg.
  • Bijvoorbeeld: 'slecht voor het milieu' wordt meestal niet goedgekeurd. Kies voor het juiste milieueffect zoals zure regen, broeikaseffect, etc.

5. Deel je tijd goed in. 
  • Neem bijvoorbeeld 1,5 min per punt dat de vraag waard is.
  • Examen 2024: 65 punten. In totaal 1 uur en 40 min.

Slide 4 - Tekstslide

Tips voor het examen (3/4)
6. Let bij rekenvragen op de juiste eenheid en de significantie.



7. Elk puntje is er een! Schrijf altijd iets op.

Slide 5 - Tekstslide

Tips voor het examen (4/4)
8. Check in het laatste kwartier al je antwoorden. (vooral open vragen)
  • Heb je echt antwoord op de vraag gegeven? (uitleg, conclusie, berekening..)
  • Kloppen de reactievergelijkingen, structuurformules?
  • Heb je bij elke vraag in ieder geval iets ingevuld?

9. Blijf altijd rustig, ook als je een vraag niet weet. Blijf niet hangen, check de tekst nog een keer en ga dan gewoon door naar de volgende vraag.

10. Toch gespannen? Er is een trucje!
Ontspan je spieren met de volgende truc: knijp acht tellen je billen samen en laat dan in een keer je spieren los. Herhaal desnoods een paar keer en je zult zien dat je hele lijf ontspant.

Slide 6 - Tekstslide

Leervaardigheden in het vak scheikunde (1/1)
Dit zijn standaardvaardigheden, zoals:
  • Grafieken en tabellen gebruiken en aflezen
  • Rekenmachine en rekenregels goed toepassen
  • Grootheden, eenheden en meetinstrumenten
  • Laboratoriumkennis: glaswerk, vlamkleuring, brander, veiligheid en afvalstoffen.

Slide 7 - Tekstslide

Mens en omgeving: verbranding (1/3)
  • Verbrandingsverschijnselen: rook, roet, vlam, vonk, warmteontwikkeling..
  • Branddriehoek en de blusmiddelen:
    water, zand, schuim, koolstofdioxide, blusdeken

  • Onvolledige verbranding: er is te weinig zuurstof.
    koolstofmono-oxide (giftig) en koolstof, roet, oranje vlam.
  • Volledige verbranding: er is genoeg zuurstof.
    koolstofdioxide en water, kleurloze of blauwe vlam.

Slide 8 - Tekstslide

Maak de reactievergelijking van volledige verbranding kloppend.
+
+
  _______>
verbranding
koolstofdioxide
zuurstof
water
brandstof

Slide 9 - Sleepvraag

Mens en omgeving: verbranding (2/3)
  • Effecten van bepaalde gassen

  • Aardolie in raffinaderijen en
    verschillende brandstoffen:
    BiNaS

  • Destillatie: het proces waarbij aardolie wordt verhit en gescheiden in verschillende stoffen (fracties) op basis van hun kookpunt.
  • Kraken: het breken van grote, zware koolwaterstoffen uit aardolie in kleinere, bruikbare moleculen zoals benzine en etheen.

Slide 10 - Tekstslide

Mens en omgeving: verbranding (3/3)
  • Polymeer: een stof opgebouwd uit lange ketens van aan elkaar gekoppelde moleculen (monomeren).
  • Thermoplast: een polymeer dat zacht wordt bij verwarmen en opnieuw gevormd kan worden.
  • Thermoharder: een polymeer dat hard blijft na het vormen en niet meer smelt bij verwarmen.

Slide 11 - Tekstslide

Water, zuren en basen (1/5)
  • Soorten water: Drinkwater is schoon, zeewater is zout, regenwater is vrij schoon, oppervlaktewater (rivieren, meren) en grondwater kunnen vervuild zijn.

  • Stofconcentratie in drinkwater: Van sommige stoffen mag maar weinig in water zitten, omdat ze schadelijk kunnen zijn voor je gezondheid. 

Slide 12 - Tekstslide

Water, zuren en basen (2/5)
  • Water als oplos- en spoelmiddel: Water lost veel stoffen op (zoals suiker en zout), spoelt vuil weg met zeep en helpt bij het maken van eten en drinken.


  • Hard en zacht water: Hard water bevat veel kalk, wat zorgt voor ketelsteen en meer wasmiddel; je kunt het ontharden door koken of met een waterontharder (ionenwisselaar).

Slide 13 - Tekstslide

Water, zuren en basen (3/5)
  • Zuren: geven H⁺-ionen af in water.
  • Basen: nemen H⁺-ionen juist op.

  • Zuur-base reactie:  een overdracht van H⁺-ionen van zuur naar base.

  • Voorbeeld:
Zoutzuur (HCl) + Natronloog (NaOH) → Natriumchloride (NaCl) + Water (H₂O)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

BASE
ZUUR
Zuur of base? Sleep de formules naar het juiste vak. 

Slide 16 - Sleepvraag

Water, zuren en basen (5/5)
  • Zuurgraad (pH): afhankelijk van concentratie H+ of OH-




  • Indicator: stof die van kleur verandert afhankelijk van de zuurgraad (pH) van een oplossing.

Slide 17 - Tekstslide

Basischemie voor vervolgopleiding en beroep (1/9)
  • Stofeigenschappen: kleur, geur, dichtheid, fase bij kamertemperatuur,  kookpunt, smeltpunt, geleiding.
  • Chemische reactie: een proces waarbij beginstoffen verdwijnen en nieuwe stoffen (reactieproducten) ontstaan.
  • Reactievergelijkingen opstellen aan de hand van stoffen die in de vraag staan.

Slide 18 - Tekstslide

Basischemie voor vervolgopleiding en beroep (2/9)
  • Zuivere stof: bestaat uit één soort molecuul.
  • Mengsel: bestaat uit twee of
    meer verschillende stoffen.

  • Zuivere stoffen hebben
    een smelt-/kookpunt.
  • Mengsels hebben
    een smelt-/kooktraject.

Slide 19 - Tekstslide

Basischemie voor vervolgopleiding en beroep (3/9)
  • Soorten mengsels: 
    Emulsie
    – vloeistof in vloeistof (zoals olie in water).
    Suspensie – vaste stof in vloeistof (zoals zand in water).
    Schuim – gas in vloeistof of vaste stof (zoals slagroom).
    Rook – vaste stof in gas (zoals rook).
    Nevel – vloeistof in gas (zoals mist).
    Legering – metalen gemengd (zoals brons).
    Oplossing – stof opgelost in vloeistof (zoals suiker in water).

Slide 20 - Tekstslide

Basischemie voor vervolgopleiding en beroep (4/9)
  • Voorbeeldopdracht uit examen 2024-I:

Slide 21 - Tekstslide

Basischemie voor vervolgopleiding en beroep (5/9)
  • Antwoord vraag 20 uit examen 2024-I:

Slide 22 - Tekstslide

Basischemie voor vervolgopleiding en beroep (6/9)
  • Antwoord vraag 21 uit examen 2024-I:

Slide 23 - Tekstslide

Basischemie voor vervolgopleiding en beroep (7/9)
  • Neerslagreactie: een reactie waarbij een vaste stof (neerslag) ontstaat als je twee oplossingen mengt.
  • Neerslag voorspellen: met een oplosbaarheidstabel (BiNaS) kun je zien of er een neerslag ontstaat bij het mengen van zoutoplossingen.
  • Slecht oplosbaar zout maken: je kunt een zout laten neerslaan om het te maken of om bepaalde ionen uit een oplossing te halen.

Slide 24 - Tekstslide

Basischemie voor vervolgopleiding en beroep (8/9)





  • Voorbeeldopdracht uit examen 2024-I:

Slide 25 - Tekstslide

Basischemie voor vervolgopleiding en beroep (9/9)
  • Antwoord vraag 11 uit examen 2024-I:

Slide 26 - Tekstslide

Bouw van de materie (1/5)
  • Molecuul bestaat uit atomen
  • Ion: een atoom of molecuul met een elektrische lading, doordat het elektronen heeft opgenomen (negatief ion) of afgestaan (positief ion).

Slide 27 - Tekstslide

Bouw van de materie (2/5)
  • Moleculaire stof: niet-metalen die in losse moleculen zitten.
  • Zout: metaal + niet-metaal als positieve en negatieve ionen in een rooster.
  • Metaal: metaalatomen,
    geleidt stroom.

Slide 28 - Tekstslide

Zout
Metaal
Moleculaire stof

Slide 29 - Sleepvraag

Bouw van de materie (4/5)
  • Formule moleculaire stof: je zet Griekse voorvoegsels (mono, di, tri, tetra, penta) achter symbolen om te laten zien hoeveel atomen er in het molecuul zitten (bijv. CO₂ = koolstofdioxide).

  • Naam en formule zout: je schrijft eerst het positieve ion, dan het negatieve en gebruikt een Romeins cijfer als een metaal meerdere ladingen kan hebben; pas de indexen aan zodat de totaal lading 0 is (bijv. ijzer(III)oxide = Fe₂O₃).

Slide 30 - Tekstslide

Bouw van de materie (5/5)
Mg en SO4 vormen samen een zout.
Wat is de formule van dit zout?
A
MgSO4
B
Mg2SO4
C
Mg(SO4)2

Slide 31 - Quizvraag

Productonderzoek (1/7)
Scheidings-
methoden:
Methode
Stofeigenschap
Wanneer gebruiken?
Filtreren
Deeltjesgrootte
Suspensies.
Bezinken
Dichtheid
Suspensies.
Indampen
Kookpunt
Oplossingen.
Destilleren
Kookpunt
Oplossingen. 
Extraheren
Oplosbaarheid
Mengsel van vaste stoffen.
Adsorberen
Aanhechtings-vermogen
Verschillend. 

Slide 32 - Tekstslide

Je hebt 3 typen ontledingsreacties, welke is welke?
Thermolyse
Elektrolyse
Fotolyse

Slide 33 - Sleepvraag

Productonderzoek (3/7)                           
Titratie:

Slide 34 - Tekstslide

Productonderzoek (4/7)
Titreren kun je gebruiken bij de bepaling van de concentratie van zuren en basen. Je kunt daarbij gebruikmaken van het volgende stappenplan:
  • Stap 1: Noteer het gegeven uit de tekst.
  • Stap 2: Noteer het verbruik tijdens de titratie.
  • Stap 3: Bereken het onbekende aantal milligram van de gevraagde oplossing.
  • Stap 4: Bereken de concentratie.
  • Stap 5: Bereken eventueel nog het gehalte in de gevraagde eenheid.

Slide 35 - Tekstslide

Productonderzoek (5/7)
  • Voorbeeldopdracht uit examen 2024-II:

Slide 36 - Tekstslide

Productonderzoek (6/7)
  • Antwoord vraag 23 uit examen 2024-II:

Slide 37 - Tekstslide

Productonderzoek (7/7)
Aantonen van stoffen:
  • Zuurstof: houd een gloeiende houtspaander in het gas—als hij weer gaat gloeien, is er zuurstof.
  • Waterstof: breng een vlam naar het gas—bij een ‘pops’ hoor je waterstof ontsnappen.
  • Water: voeg wit droog kopersulfaat (CuSO₄) toe—als het blauw wordt, is er water.
  • Koolstofdioxide: in kalkwater (Ca(OH)₂)—als het troebel wordt, is er CO₂.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide