4.8 spelling H1

4.8 spelling H1
hoe je een voltooid deelwoord spelt;
hoe je verkleinwoorden spelt;
twintig dicteewoorden.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

4.8 spelling H1
hoe je een voltooid deelwoord spelt;
hoe je verkleinwoorden spelt;
twintig dicteewoorden.

Slide 1 - Tekstslide

voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord is nooit het enige werkwoord in de zin. Bij een voltooid deelwoord (vd) staat meestal een vorm van hebben, zijn of worden. Het voltooid deelwoord staat vaak achteraan in de zin:





Een voltooid deelwoord begint vaak met ge-: lopen – heeft gelopen.
Als de infinitief begint met ge-, be-, ver-, ont-, er-, of her-, komt er geen ge- voor:
gebeuren – is gebeurd; bedanken – heeft bedankt; vertellen – heeft verteld; ontwerpen – is ontworpen; erkennen – wordt erkend; herhalen – wordt herhaald.


De finale is zojuist begonnen















Slide 2 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Zij heeft het aan mij .....
A
beloofd
B
belooft
C
beloven

Slide 3 - Quizvraag

Voltooid deelwoord
A
Hij heeft gegamed
B
Hij heeft gegame
C
Hij heeft gegamd

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een voltooid deelwoord?
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Lidwoord
D
Persoonsvorm

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord
A
geoogst
B
oogsten
C
oogstten

Slide 6 - Quizvraag

Verkleinwoorden

Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een verkleinwoord maken.
In de meeste gevallen doe je dit door -je of -tje achter het woord te zetten:
dans –dansje;
vakantie – vakantietje;
schaar – schaartje.


In andere gevallen gebruik je -pje, of -kje:
boom – boompje;
woning – woninkje.

Wanneer een woord eindigt op de lange klinker -a, -o, of -u die je met één letter schrijft, krijgt het woord een extra klinker:
oma – omaatje;
auto – autootje;
paraplu – parapluutje.


Bij woorden die eindigen op -y gebruik je -’tje:
baby – baby’tje,
hobby - hobby’tje.
Let op, dit is niet altijd zo.
Bijvoorbeeld bij
cowboy – cowboytje. Dit komt omdat er voor de -y nog een klinker staat.
Sommige verkleinwoorden wijken af van de regels:
tekening – tekeningetje;
blad – blaadje;
bril – brilletje.

Let op: Voor alle verkleinwoorden geldt dat het lidwoord altijd het is:






Slide 7 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Wat is het verkleinwoord van display?
A
display'tje
B
displaytje

Slide 8 - Quizvraag

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
kano'tje
B
kanotje
C
kanoo'tje
D
kanootje

Slide 9 - Quizvraag

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van vitamine?
A
vitaminetje
B
vitamientje
C
vittaminetje
D
vitaminnetje

Slide 10 - Quizvraag

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van la?
A
laatje
B
ladetje
C
la'tje
D
latje

Slide 11 - Quizvraag

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van woning?
A
woningkje
B
woninkje
C
woningetje

Slide 12 - Quizvraag

verkleinwoorden

Wat is het verkleinwoord van baby?
A
babytje
B
babietje
C
baby'tje
D
babie'tje

Slide 13 - Quizvraag

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van lolly?
A
lollytje
B
lollietje
C
lollyetje
D
lolly'tje

Slide 14 - Quizvraag

Verkleinwoorden
Wat is het verkleinwoord van ski
A
skietje
B
ski'tje

Slide 15 - Quizvraag

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van "arm"?
A
Armetje
B
Armkje
C
Armje
D
Armpje

Slide 16 - Quizvraag

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van appel?
A
appeltje
B
appelje
C
appel'tje
D
appeletje

Slide 17 - Quizvraag


Slide 18 - Open vraag


Slide 19 - Open vraag


Slide 20 - Open vraag


Slide 21 - Open vraag


Slide 22 - Open vraag


Slide 23 - Open vraag