1hv - 2425 - Ch 6 - rappel etre avoir & futur

  • futur proche
  • les jeunes détectives
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

  • futur proche
  • les jeunes détectives

Slide 1 - Tekstslide

les opnemen!

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

planning tot aan toetsweek:
wk 19 - leren Ch 6, bron A (page 78)
wk 20 - leren Ch 6, bron B, herhalen bron A  
wk 21 -  leren Ch 6, bron E, herhalen bron A, B
wk 22 -  leren Ch 6, bron F, herhalen bron A, B, E
wk 23 -  leren Ch 6 & herhalen Ch 5

wk 24 - LEESTOETS Chapitre 5 & 6
= les devoirs!!!

Slide 4 - Tekstslide

Texte, page 69
Markeer de zinnen die over de toekomst gaan.

Slide 5 - Tekstslide

Texte, page 69
Markeer de zinnen die over de toekomst gaan.
  • on va habiter dans un village
  • on va au café
  • on va avoir une grande maison
  • on va acheter un chien


Slide 6 - Tekstslide

Texte, page 69
Markeer de zinnen die over de toekomst gaan.
  • on va habiter dans un village
  • on va au café
  • on va avoir une grande maison
  • on va acheter un chien


  • comment je vais faire?
  • je vais aller au collège  
  • je vais avoir une maison


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

OPDRACHT
Schrijf een kort verhaal in de futur proche.



Slide 9 - Tekstslide

OPDRACHT
Schrijf een kort verhaal in de futur proche.



  1. Onderwerp: beschrijf wat je vanmiddag / dit weekend gaat doen.
  2. Gebruik 3 verschillende persoonsvormen (ik, jij, wij, jullie, ...)
  3. Schrijf minimaal 5 zinnen.

Slide 10 - Tekstslide

OPDRACHT
Schrijf een kort verhaal in de futur proche.



  1. Onderwerp: beschrijf wat je vanmiddag / dit weekend gaat doen.
  2. Gebruik 3 verschillende persoonsvormen (ik, jij, wij, jullie, ...)
  3. Schrijf minimaal 5 zinnen.
Hulp? Zie video op Classroom

Slide 11 - Tekstslide

OPDRACHT
Schrijf een kort verhaal in de futur proche.



  1. Onderwerp: beschrijf wat je vanmiddag / dit weekend gaat doen.
  2. Gebruik 3 verschillende persoonsvormen (ik, jij, wij, jullie, ...)
  3. Schrijf minimaal 5 zinnen.
Hulp? Zie video op Classroom
Meer hulp? boek page 74/75

Slide 12 - Tekstslide

ALLER (= gaan)

je vais
tu vas
il / elle / on va

nous allons
vous allez
ils vont

Slide 13 - Tekstslide

ALLER (= gaan)

je vais
tu vas
il / elle / on va

nous allons
vous allez
ils vont
AVOIR (= hebben)

j'ai
tu as
il / elle / on a

nous avons
vous avez
ils ont

Slide 14 - Tekstslide

les jeunes détectives

Slide 15 - Tekstslide

à la prochaine!
à plus!
à bientôt!

Slide 16 - Tekstslide