ANA en SDS PAGE

Leerdoelen SDS PAGE

1. De student beschrijft het principe van SDS-PAGE

2. De student kent de verschillende stappen van SDS-PAGE

3. De student weet waarom hij/zij de stappen van de bepaling onderneemt

4. De student kent de begrippen van de SDS-PAGE

5. De student weet wanneer hij/zij deze techniek moet toeppassen

6.De studenten kan de resultaten van den SDS-PAGE interpreteren


1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
ELISAMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen SDS PAGE

1. De student beschrijft het principe van SDS-PAGE

2. De student kent de verschillende stappen van SDS-PAGE

3. De student weet waarom hij/zij de stappen van de bepaling onderneemt

4. De student kent de begrippen van de SDS-PAGE

5. De student weet wanneer hij/zij deze techniek moet toeppassen

6.De studenten kan de resultaten van den SDS-PAGE interpreteren


Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen ANA

1. De student kan uitleggen wat het principe is van een indirecte fluorescentietechniek

2. De student kent de verschillende begrippen van ANA

3. De student (her)kent het fluorescentiepatroon van een positief en negatief monster.

4. De student kan veelvoorkomende patronen van een positief monster opnoemen en deze linken met verschillende auto-immuunziekten.

5. De student kan de resultaten van ANA interpreteren.

6. De student weet wanneer hij/zij deze techniek moet toeppassen

 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

SDS-PAGE is een scheidingstechniek van...op basis van hun....
A
SDS-PAGE is een scheidingstechniek van eiwitten op basis van hun moleculair gewicht
B
SDS-PAGE is een scheidingstechniek van eiwitten op basis van hun lengte
C
SDS-PAGE is een scheidingstechniek van eiwitten op basis van hun lading
D
SDS-PAGE is een scheidingstechniek van vetten op basis van hun moleculair gewicht

Slide 4 - Quizvraag

In welke eenheid wordt het moleculair gewicht van de eiwitten uitgedrukt?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Een eiwit heeft een moleculair gewicht van 55,4 kDa. Hoeveel dalton is dit?

Slide 7 - Open vraag

Wat is de functie van albumine in het lichaam?

Slide 8 - Open vraag

Albumine gebruiken jullie als controle eiwit. Zoek op wat het moleculair gewicht van albumine is (zie protocol).

Slide 9 - Open vraag

Teken deze eiwitladder na en teken de albumine lanen ernaast. Laat controleren door de docent

Slide 10 - Tekstslide

Hoe noemen we ook alweer de twee soorten gels die we gebruiken?
A
Running en docking gel
B
Flowing en stacking gel
C
Running en stacking gel
D
Dominant en recessive gel

Slide 11 - Quizvraag

Running gel
Stacking gel
Hier vindt de daadwerkelijke scheiding plaats
pH= 8.9
Het doel van deze gel is dat de eiwitten samen beginnen te migreren
De samples worden hier op gepippeteerd
Heeft grotere poriën en eiwitten kunnen vrij bewegen en worden zo geconcentreerd
pH= 6.9

Slide 12 - Sleepvraag

Hoe groter het gehalte aan polyacrylamide hoe.... de poriën

Slide 13 - Open vraag

Naast de twee gels, maak je nog een andere buffer. De sample buffer. Je lost jouw monsters op in deze buffer. Noem de stoffen van deze buffer.

Slide 14 - Open vraag

Wat is de functie van SDS? En waarom is dit belangrijk?

Slide 15 - Open vraag

Bij wat voor onderzoek kies je als analist voor SDS-PAGE?

Slide 16 - Open vraag

Hoe heet de techniek die een analist uitvoert na een SDS-PAGE om een specifiek eiwit aan te tonen?

Slide 17 - Open vraag

ANA staat voor...
A
Antinucleaire antistoffen
B
Antinasale antistoffen
C
Antiperitone antistoffen
D
Antivolaire antistoffen

Slide 18 - Quizvraag

Leg uit wat ANA's zijn

Slide 19 - Open vraag

ANA's kun je aantonen met een fluorescentietechniek middels een specifiek molecuul. Hoe heet zo'n molecuul?

Slide 20 - Open vraag

Welk fluorochroom gebruiken jullie in de praktijk en welke zijn er nog meer?

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Benoem de pijlen

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Link

Wat bedoeld men met titer?

Slide 25 - Open vraag

Je gaat de ANA IFT van 4 patiënten uitvoeren. Welke patiënt heeft het meeste kans op een auto-immuunziekte?
A
Patiënt 1: 1:80 is + 1:120 is + 1:320 is -
B
Patiënt 2: 1:80 is + 1:120 is + 1:320 is +
C
Patiënt 3: 1:80 is + 1:120 is - 1:320 is -
D
Patiënt 4: 1:80 is - 1:120 is - 1:320 is -

Slide 26 - Quizvraag

Waarom heeft deze patiënt de meeste kans op auto-immuunziekte?

Slide 27 - Open vraag

Een lage titer komt bij 1% van de 'gezonde personen' voor en betekent een niet specifieke binding.
Wanneer zowel de minst verdunde monster (1:80) als de meest verdunde monster positief is (1:320) betekent dit dat de patiënt mogelijk een auto-immuunziekte heeft en verder onderzoek nodig heeft. Wanneer alleen de 1:80 positief is wijst dit op een aspecifieke binding

Slide 28 - Tekstslide

Het fluorescentiepatroon is afhankelijk van welk kernonderdeeltje de auto-antistof 'aanvalt' (=bindt). Dit is dus afhankelijk van het type...

Slide 29 - Open vraag

Zo heb je dus fluorescentiepatronen die met een bepaalde zekerheid gelinkt kunnen worden aan auto-immuunziekten.
Zo heb je dus fluorescentiepatronen die met een bepaalde zekerheid gelinkt kunnen worden aan auto-immuunziekten

Slide 30 - Tekstslide

Dit onderzoek laat zien dat bepaalde patronen vaker voorkomen bij een specifieke auto-immuunziekte. Vraag eventueel aan de docent om meer uitleg

Slide 31 - Tekstslide

Zoek een afbeelding van een homogeen fluorescentiepatroon en laat controleren door de docent.

Slide 32 - Open vraag

Zoek een afbeelding van een gespikkeld fluorescentiepatroon en laat controleren door de docent.

Slide 33 - Open vraag

Zoek een afbeelding van een centromeer fluorescentiepatroon en laat controleren door de docent.

Slide 34 - Open vraag

Centromeer
of

Slide 35 - Tekstslide

Zoek een afbeelding van een nucleolair fluorescentiepatroon en laat controleren door de docent.

Slide 36 - Open vraag

Bij wat voor onderzoek kies je als analist voor ANA IFT?

Slide 37 - Open vraag