Verwijswoorden H5

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Herhaling verwijswoorden H4
  • Verwijswoorden H5
  • Quizje
  • zelfstandig aan de slag.

Slide 3 - Tekstslide

Verwijswoorden H4
Waar ging dat ook alweer over?

Slide 4 - Woordweb

Waar kan je vinden of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is?

Slide 5 - Open vraag

Welke verwijswoorden gebruik je bij een 'de-woord'?

Slide 6 - Open vraag

Welke verwijswoorden gebruik je bij een 'het-woord'?

Slide 7 - Open vraag

Verwijswoorden H5
Doel: Ik kan verwijswoorden op de goede manier gebruiken

Slide 8 - Tekstslide

Waarom leest deze tekst niet prettig?

In het prentenboek Monsterboek loopt een meisje met krijtjes door een zwart-witte stad. In kleur tekent het meisje met krijtjes wonderlijke monsters. De wonderlijke monsters komen tot leven en de wonderlijke monsters zorgen voor een complete chaos. Het prentenboek over de wonderlijke monsters, Monsterboek, is vanaf nu te koop.

Slide 9 - Tekstslide

Verwijswoorden
Met een verwijswoord kan je verwijzen naar woorden die je eerder hebt gebruikt. 

- Johan komt morgen wat later. Hij wil eerst een gitaar kopen
- Ik ga mijn horlogeruilen. Ik vind dat het te groot is. 

Slide 10 - Tekstslide

In een tabelletje:
zelfstandig naamwoord
verwijswoord
Enkelvoud, mannelijk 
hij, hem, deze, die
Enkelvoud, vrouwelijk
zij, ze, haar, deze, die
Enkelvouw, onzijdig
het, dit, dat
Meervoud 
zij, ze, hen, hun deze, die

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Slide 13 - Tekstslide

Jolanda keek boos naar Frank, maar ... negeerde haar
A
het
B
dit
C
die
D
hij

Slide 14 - Quizvraag

die/hij verwijst naar?
A
Jolanda
B
Frank

Slide 15 - Quizvraag

Muadh zou zich aanmelden, maar ik heb ... niet gezien
A
hem
B
haar
C
het
D
hen

Slide 16 - Quizvraag

Hem verwijst naar?
A
Muadh
B
aanmelden
C
zich

Slide 17 - Quizvraag

Heb je Liannes huis al gezien? ... is nog steeds te bezichtigen.
A
deze
B
die
C
dat
D
het

Slide 18 - Quizvraag

dat/het verwijst naar?
A
Lianne
B
Huis
C
bezichtigen

Slide 19 - Quizvraag

Bij Van Haren zijn schoenen te koop die jij mooi vindt. Wil je ... nog kopen?
A
het
B
die
C
dit
D
dat

Slide 20 - Quizvraag

Die verwijst naar?
A
Van Haren
B
Schoenen?

Slide 21 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Maken: opdr 1, 2, 4 en 7B van verwijswoorden

  1. Klaar? Maak de steropdrachten
  2. Klaar? Kijk of je alle opdrachten voor bijvoeglijk naamwoord af hebt. 1 t/m 5 en 9B
  3. Klaar? Kijk of je alle opdrachten van woordenschat af hebt. 1 t/m 8 en 11B
  4. Klaar? Lezen. 

Slide 22 - Tekstslide

Ik kan verwijswoorden op de goede manier gebruiken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll