Les 40-H5 Verwijswoorden

Hoofdstuk 5

Taalverzorging - 
verwijswoorden
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5

Taalverzorging - 
verwijswoorden

Slide 1 - Tekstslide

Voorbeelden verwijswoorden?

Slide 2 - Tekstslide

Startopdracht
In het prentenboek Monsterboek loopt een meisje met krijtjes door een zwart-witte stad. In kleur tekent het meisje met krijtjes wonderlijke monsters. De wonderlijke monsters komen tot leven en de wonderlijke monsters zorgen voor een complete chaos. Het prentenboek over de wonderlijke monsters, Monsterboek, is vanaf nu te koop.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Met een verwijswoord kun je verwijzen naar woorden die je eerder hebt gebruikt.
Bijvoorbeeld:
 
  • Johan komt morgen wat later. Hij wil eerst een gitaar kopen.
  • Ik ga mijn horloge ruilen. Ik vind dat het te groot is.

Slide 5 - Tekstslide

Zo gebruik je verwijswoorden

zelfstandig naamwoord                     verwijswoord
  • in het enkelvoud, mannelijk (m)      hij, hem, deze, die
  • in het enkelvoud, vrouwelijk (v)       zij (ze), haar, deze, die
  • in het enkelvoud, onzijdig (o)          het, dit, dat
  • in het meervoud                         zij, ze, hen, hun, deze, die









Slide 6 - Tekstslide

Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
Zelfstandige naamwoorden zijn mannelijk, vrouwelijk of onzijdig.

mannelijk                           de-
vrouwelijk                           woorden

onzijdig                                het-
                                                  woorden

Slide 7 - Tekstslide

Geslacht opzoeken
  • Woordenboek

www.vandale.nl


Slide 8 - Tekstslide

Let op!
Of een woord mannelijk of vrouwelijk is, heeft meestal niets te maken met mannelijk en vrouwelijk in de gewone betekenis.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

'Hij ging gisteren naar een monteur, maar die kon helaas niets meer doen.'
-die- verwijst naar:
A
Hij
B
gisteren
C
een
D
monteur

Slide 11 - Quizvraag

'Voetballen is volgens Chris de mooiste sport die er bestaat!'
-die- verwijst naar:
A
Voetballen
B
sport
C
Chris
D
de mooiste

Slide 12 - Quizvraag

Paul verzamelt postzegels. Hij heeft er inmiddels al honderden.
Waar verwijst -hij- naar?

Slide 13 - Open vraag

Voorzichtig haalt hij ze met een pincet van een natgemaakte envelop. Zo gaan de postzegels niet kapot.

Waar verwijst -ze- in de eerste zin naar?

Slide 14 - Open vraag

Aan de slag!
H5- Taalverzorging -Verwijswoorden vanaf blz. 134
Maken: opdracht 1 en 2
+

Klaar? Maak alvast je huiswerk
=De brug vanaf blz. 229
Maken: opdracht 1 t/m opdracht 4
timer
20:00

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk
H5- Taalverzorging -Verwijswoorden vanaf blz. 134
Afmaken: opdracht 1 en 2


De brug vanaf blz. 229
Maken: opdracht 1 t/m opdracht 4

Slide 16 - Tekstslide