Herhaling begrippen poëzie 5 vwo

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

Geef onderstaand je antwoorden weer.

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Link

Slide 9 - Video

Slide 10 - Tekstslide

Geef onderstaand je antwoorden weer.

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

traditioneel of modern?

Slide 14 - Tekstslide


A
traditioneel
B
modern

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Als er sprake is van een telkens herhaalde medeklinker aan het beklemtoonde begin van een woord noemen we dat alliteratie. Niet alleen dichters maken er gebruik van, ook reclamemakers:

Melk de witte motor
Heerlijk, helder, Heineken




Slide 18 - Tekstslide

Als de beklemtoonde klinkers en ook de daaropvolgende klanken gelijk zijn, spreken we van volrijm.

Sint zat te denken
Wat hij jou nu zou schenken





Slide 19 - Tekstslide

Daarnaast kennen we nog halfrijm, ook wel assonantie genoemd. Dat is een herhaling van beklemtoonde klinkers, alleen de klinkers rijmen.

Het leek wel stoom
Dat lag in de goot






Slide 20 - Tekstslide

Als we over rijm spreken, bedoelen we meestal een klankovereenkomst aan het eind van (opeenvolgende) versregels. Dit noemen we eindrijm. Eindrijm benoem je nooit apart.

Sint zat te denken
Wat hij jou nu zou schenken







Slide 21 - Tekstslide

Beginrijm (voorrijm) is rijm aan het begin van de versregels.


blinkende toortsen en flonkrend kristal,
klinkende kelken en jubelgeschal!







Slide 22 - Tekstslide

Middenrijm is rijm in het midden van twee of meer versregels.


't En zijn de joden niet, heer Jezu, die u kruisten,
noch die verraderlijk u togen voor 't gericht,
noch die versmadelijk u spogen in 't gezicht.







Slide 23 - Tekstslide

Als woorden rijmen binnen één versregel spreken we van binnenrijm.

Merck toch hoe sterck nu int werck sich al stelt








Slide 24 - Tekstslide

rijmschema
De manier waarop de rijmwoorden van het eindrijm ten opzichte van elkaar zijn gerangschikt, bepaalt het rijmschema van het gedicht. Geef de eerste rijmklank de letter a en elke volgende rijmklank een volgende letter uit het alfabet. Veel voorkomende rijmschema’s zijn:
Gepaard rijm: aabbcc
Gekruist rijm: abab
Omarmend rijm: abba
Gebroken rijm: abac, abcb
Verspringend rijm: abcabc









Slide 25 - Tekstslide

Noteer bij het onderstaande gedichtfragment welke soorten rijm je allemaal tegenkomt. Onderstreep de rijm en benoem. Je moet straks een foto uploaden van het resultaat. 

Ik ben geboren uit zonnegloren 
en een zucht van ziedende zee
die omhoog is gestegen, op wieken van regen,
gezwollen van wanhoop en wee.







Slide 26 - Tekstslide

Upload een foto van het resultaat

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link

Ritme
Evenals rijm zorgt een herkenbaar metrum ervoor dat de lezer (of beter: de luisteraar) een bepaalde eenheid in het gedicht ervaart. Als er in een zin of versregel die we uitspreken een regelmatige afwisseling is in beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen, dan heeft die versregel een metrum. 

Slide 31 - Tekstslide

Ritme
Een regelmatig herhaalde combinatie van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen noemen we een versvoet. Het zichtbaar maken van het metrum noemen we scanderen. 
Boven onbeklemtoonde lettergrepen schrijven we een v, boven een beklemtoonde lettergrepen een -. Versvoeten begrenzen we met een /.

Slide 32 - Tekstslide

Vormen metrum
Jambe: v-
 v - / v - / v - / v - / v - / v
Natuur is voor tevredenen of legen
v - / v - / v - / v - / v -
en dan: wat is natuur nog in dit land?

Slide 33 - Tekstslide

Vormen metrum
Anapest: vv- 
          v v - / v v -
         Het werd stil in het woud
          v v - / v v -
         En wel tien maal zo koud



Slide 34 - Tekstslide

Vormen metrum
Trochee: -v
- v/ - v / - v / - v
Jantje zag eens pruimen hangen
- v / - v/ - v / -
O, als eieren zo groot


Slide 35 - Tekstslide

Ritme
Het begrip ritme is moeilijk te definiëren. Het is de natuurlijke beweging van een zin. Ieder gedicht heeft zijn eigen ritme. Als je een gedicht voordraagt, houd je rekening met het ritme. Soms spreek je langzamer, dan weer sneller. Het eind van de versregel is lang niet altijd een natuurlijke pauze. Soms moet je doorlezen aan het eind van de versregel. Dit heet enjambement. Enjambement kan verschillende effecten hebben: het rijmschema kan erdoor gehandhaafd blijven, maar het kan ook voor een verrassing zorgen.


Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

G. Achterberg, Innemee
Uit: Ode aan Den Haag, 1953.

1. Ze worden hier begraven met een haast
2. Alsof de dood hen op de hielen zit.
3. En wat de buitenman het meest verbaast
4. Is dat de stoet geen staart bezit.

5. Natuurlijk weer een ver familielid
6. Waarmee men even naar de groeve raast
7. Om gauw terug te wezen van de rit,
8. Want ieder blijft zichzelf het allernaast.

9. Bij ons luiden ze urenlang de klok.
10. Een kind beseft wat te gebeuren staat.
11. Men schaart zich achter ’t lijk in diepe stilte.

12. En lang daarna hangt in het dorp een kilte,
13. Die iemand door de schouderbladen gaat;
14. Als het herstellen van een zware schok.

Slide 47 - Tekstslide

1. Traditioneel of modern? 
Traditioneel: eindrijm, metrum, regelmatige bladspiegel, interpunctie
2. Rijm? 
abab, baba, = gekruist; cde, edc = omarmend/ de dood = alliteratie; hen hielen = alliteratie; stoet staart = alliteratie
3. Metrum? 
v- = jambe; antimetrie bij luiden r.9
4. Beeldspraak?
als de dood hen op de hielen zit = metafoor voor haast; stoet geen staart = metafoor voor korte stoet
5. Stijlfiguren?
-
76 Titelverklaring Inemee = Begrafenisondernemer in Den Haag
7. Sonnet? 
Wending Ja, bij 9, 1-8 gaat over ze en de stad, 9-14 gaat over ons en het dorp.
8. Interpretatie 
De schrijver geeft het verschil aan tussen de stad (druk, respectloos)) en het dorp (rustig, respectvol)
9. Mening
-

Slide 48 - Tekstslide