Klinisch redeneren week 6

Klinisch redeneren week 6
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Klinisch redeneren week 6

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud
  • Lesdoelen
  • Terugblik
  • Stap 3 
  • Zelf aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen

  • Aan het einde van de les benoemt de student wat de stap aanvullend onderzoek inhoudt.
  • Aan het einde van de les benoemt de student aanvullende onderzoeken op lichamelijk, laboratorium, beeldvormend en functieonderzoek.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg in je eigen woorden uit wat klinisch redeneren is.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het biedt overzicht in (complexe) gezondheidssituaties.
Het helpt je om je waarnemingen van de zorgvrager onder woorden te brengen.
Het helpt je om de juiste keuzes te maken in je zorgverlening.
Het geeft een verantwoorde onderbouwing voor je eigen handelen.
Het biedt houvast voor je communicatie met de arts of andere disciplines

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet de stappen van klinisch redeneren in de goede volgorde

Oriëntatie op de situatie

Klinische probleemstelling

Aanvullend onderzoek

Klinisch beleid bepalen

Klinisch verloop

Evaluatie

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg in je eigen woorden uit wat een niet pluis gevoel is

Slide 8 - Open vraag

Lichamelijk niet pluissignalen
Veranderingen in de ademhaling, gelaatskleur, temperatuur van de zorgvrager
Pijnklachten uiten
Bepaald gedrag vertonen wat anders is

Psychische niet pluissignalen
Somberheid, angsten, depressie
Combinatie van lichamelijke en psychische niet pluis-signalen

Niet-pluissignalen uit de leefomgeving
Leg in je eigen woorden uit wat een redeneerhulpmiddelen

Slide 9 - Open vraag

Het verzamelwoord voor een lijst van methoden en stappenplannen die je kunt gebruiken om de huidige gezondheidssituatie van een zorgvrager in kaart te brengen. Ze helpen je om in korte tijd de meest waardevolle informatie over de zorgvrager te verzamelen en in te delen.
HET NIET PLUIS GEVOEL OBJECTIE MAKEN!!
Stap 3 Aanvullend onderzoek

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vanuit klinische probleemstelling (hypothese) vraag je je het volgende af:
 - Welk(e) aanvullend(e) onderzoek(en) is/zijn er nodig?
- Is er een vorm van aanvullend onderzoek die ik kan inzetten?
- Welke vormen van aanvullend onderzoek zou ik de arts kunnen voorstellen?
- Mag/kan een bepaald type aanvullend onderzoek wel of juist niet bij deze zorgvrager worden ingezet?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pauze

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanvullend onderzoek door verpleegkundige

- Hetero anamnese
- Aanvullende metingen

Slide 14 - Tekstslide

Aanvullende gegevens verzamelen
Als verpleegkundige kun je op verschillende manieren aanvullende gegevens verzamelen. Je kunt deze meetgegevens op eigen initiatief verzamelen. Denk aan het sticken van urine, urineretentie bepalen, de bloedglucose meten of de zorgvrager wegen.

Urine sticken
Bij verdenking van een urineweginfectie kun je de urine van de zorgvrager sticken. Met behulp van een teststrip kun je vaststellen of en welke afwijkingen er in de urine zijn. Deze waarden kun je doorgeven aan de arts. De arts kan vervolgens beleid bepalen, zoals het starten van antibiotica.
Door de testvelden te vergelijken met de kleurentabel op de verpakking kun je afwijkingen in de urine vaststellen
© ThiemeMeulenhoff / Frank Muller / ZorginBeeld

Urineretentie bepalen
Urineretentie is het achterblijven van urine in de blaas doordat de zorgvrager niet of slechts kleine beetjes kan plassen. Urineretentie stel je vast met een bladderscan. Afhankelijk van de hoeveelheid urine in de blaas overleg je met de arts over passend beleid. Dit beleid varieert van het inbrengen van een blaaskatheter tot verder onderzoek doen naar de oorzaak van de urineretentie. Een prostaatvergroting kan een oorzaak zijn.
Met een bladderscan kun je meten hoeveel urine zich in de blaas bevindt
© ThiemeMeulenhoff / Frank Muller / ZorginBeeld

Bloedglucose meten
Het meten van het bloedsuikergehalte geeft je informatie over het suikergehalte in het bloed van de zorgvrager. Je voert deze handeling vaak uit bij zorgvragers met diabetes mellitus. Maar het bloedsuikergehalte meten kan ook informatie geven bij zorgvragers zonder diabetes mellitus, bijvoorbeeld als een zorgvrager niet adequaat reageert.

Aanvullend onderzoek door andere disciplines
  • Lichamelijk onderzoek;
  • Laboratoriumonderzoek;
  • Beeldvormend onderzoek;
  • Functieonderzoek.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Welke aanvullende onderzoeken zijn en er waarom worden deze onderzoeken uitgevoerd? Ga op zoek in Thieme Meulenhoff. De onderzoeken zijn opgedeeld in vier groepen:
  • lichamelijk onderzoek;
  • laboratoriumonderzoek;
  • beeldvormend onderzoek;
  • functieonderzoek.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lichamelijk onderzoek

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lichamelijk onderzoek
  • Inspectie
  • Palpatie
  • Percussie 
  • Auscultatie

Slide 18 - Tekstslide

Inspectie = observeren van de zorgvrager. Kan bijvoorbeeld de huid zijn maar ook gedrag van een zorgvrager

Palpatie= 'betasting' van het lichaam

Percussie= kloppen. Het is mogelijk om aan het geluid te horen of zich daaronder lucht of een orgaan bevindt. Door middel van percussie kan de arts de grootte, vorm en begrenzing van organen vaststellen en daardoor ook eventuele zwellingen opsporen

Auscultatie= luisteren met een stethoscoop
Laboratoriumonderzoek

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Laboratoriumonderzoek
  • Bloedonderzoek
  • Urineonderzoek 
  • Fecesonderzoek
  • Sputumonderzoek
  • Uitstrijkje en kweken
  • Puncties en biopten 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeldvormend onderzoek

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeldvormend onderzoek
  • Echografie 
  • Röntgenonderzoek
  • Scintigrafie
  • CT-scan
  • PET-scan
  • MRI-scan 
  • Endoscopieën 

Slide 22 - Tekstslide

Echografie: Het echografisch onderzoek is een onderzoek waarbij je met behulp van geluidsgolven afbeeldingen van organen kunt maken

Röntgenonderzoek: Röntgenonderzoek brengt met behulp van (onzichtbare) röntgenstralen een orgaan in beeld. 

Scintigrafie: Scintigrafie (kortweg: scan) is een onderzoek waarbij stoffen worden gebruikt die radioactieve straling uitzenden. Dit radioactieve materiaal wordt intraveneus (via een ader) toegediend of gedronken.

CT-scan: Een computertomografie (kortweg: CT-scan) maakt vanuit verschillende hoeken en op heel kleine afstanden van elkaar foto's van een deel van het lichaam. Hierna vormt de computer een beeld van het lichaamsdeel.

PET-scan: Een vorm van scintigrafie is de positron emissie tomografie, ofwel: de PET-scan. De PET-scan kan met behulp van radioactief gemaakte suikermoleculen metastasen (uitzaaiingen) of restanten van tumoren zichtbaar maken. 

MRI-scan: Een MRI-scan maakt, net als bij een onderzoek met röntgenstralen en bij een CT-scan, beelden van inwendige organen. MRI staat voor magnetic resonance imaging. Dit onderzoek maakt gebruik van magneetvelden. 

Endoscopieën: Een endoscopie is een onderzoek waarbij een inwendig orgaan van binnen wordt bekeken. Bij een endoscopie maakt de arts gebruik van een buigzame, bestuurbare scoop (slang). Luchtwegen, darm, blaas galwegen, alvleesklier, maag en baarmoeder. 
Functieonderzoek 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functieonderzoek
  • EEG 
  • Longfunctieonderzoek
  • ECG

Slide 24 - Tekstslide

Bij een functieonderzoek kan de arts inzicht krijgen in het functioneren van bepaalde organen.

EEG: de activiteit van de hersenen onderzoeken. Dit kan worden gedaan met behulp van het EEG: het elektro-encefalogram. Bv bij epilepsie of beschadigingen van de hersenen na een beroerte. 

Longfunctieonderzoek: bij een longfunctieonderzoek meet je de hoeveelheid lucht bij in- en uitademing, de snelheid waarmee iemand uitademt en het gebruik van zuurstof. De resultaten van het onderzoek zeggen iets over de longcapaciteit

ECG: Het elektrocardiogram of ECG is een grafische weergave van de elektrische activiteit van het hart.

Zelf aan de slag
Maak van ‘Module 4 Aanvullend onderzoek’ de verwerkingsopdrachten

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen behaald?
  • Aan het einde van de les benoemt de student wat de stap aanvullend onderzoek inhoudt.
  • Aan het einde van de les benoemt de student aanvullende onderzoeken op lichamelijk, laboratorium, beeldvormend en functieonderzoek.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende week
Stap 4: klinisch beleid bepalen

Bedankt!

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies