Docent burgerschap en maatschappijleer & - kunde bij de afdelingen:
Zorg, Vavo en Educatie
david.lindenaar@vonknh.nl
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 51 slides, met tekstslides.
Onderdelen in deze les
BASVWO
Maatschappijleer
David Lindenaar
Docent burgerschap en maatschappijleer & - kunde bij de afdelingen:
Zorg, Vavo en Educatie
david.lindenaar@vonknh.nl
Slide 1 - Tekstslide
Maatschappijleer
Slide 2 - Tekstslide
Planning
28-09: 2.1 Idee en oorsprong van de rechtsstaat + 2.2 Grondwet en grondrechten
05-10: 2.3 Legaliteitsbeginsel + 2.4 Trias politica: scheiding van machten
12-10: 2.5 Rechtsgebieden
19-10: 2.6 Strafrecht: opsporing en vervolging + 2.7 Strafrecht: berechting. Wat is de beste straf?
02-11: 2.8 De rechtsstaat in internationaal perspectief + 2.9 Big data: kansen en bedreigingen.
09-11: Opdracht en afronden
13-11 t/m 17-11: Toetsweek 1
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoel:
2.4 Trias politica: scheiding van machten
2.5 Rechtsgebieden
2.6 Strafrecht: opsporing en vervolging
Slide 4 - Tekstslide
2.4 Trias politica
Slide 5 - Tekstslide
2.4.1 Ontstaan en doel van de trias politica
Charles Montesquieu (1689 – 1755)
Trias politica (grondbeginsel van onze rechtsstaat):
wetgevende macht
uitvoerende macht
rechterlijke macht
Doel: politieke vrijheid en bescherming van de burger tegen de overheid.
1748: Defense de l'esprit des loix. Montesquieu werkte 20 jaar aan dit boek.
Slide 6 - Tekstslide
Trias politica
Slide 7 - Tekstslide
Vraag bij deze paragraaf:
Zijn de drie machten in Nederland voldoende in evenwicht en van elkaar gescheiden?
Slide 8 - Tekstslide
2.4.2 De drie machten in Nederland
Slide 9 - Tekstslide
Wetgevende macht
Parlement (Staten-Generaal): beslist of wetten worden aangenomen. Bestaat op nationaal niveau uit: Tweede Kamer Eerste Kamer
Maar ook regering: kan wetsvoorstellen indienen en moet wetten ondertekenen.
Slide 10 - Tekstslide
Uitvoerende macht
Regering: ministers (dragen verantwoordelijkheid voor uitvoering van het aangenomen beleid).
Ook grote macht voor ambtenaren die werken bij uitvoerende overheidsinstanties.
Slide 11 - Tekstslide
Uitvoerende macht
Macht van ambtenaren ligt ook in discretionaire bevoegdheid.
Discretionaire bevoegdheid: Bevoegdheid om in sommige gevallen zelfstandig beslissingen te nemen over hoe een wet wordt toegepast.
Omdat ambtenaren een belangrijke rol in onze samenleving spelen, noemen we ze ook wel de vierde macht.
Opdracht: Bedenk vier soorten ambtenaren met een discretionaire bevoegdheid en geef aan om welke bevoegdheid het gaat.
Slide 12 - Tekstslide
Rechterlijke macht
Onafhankelijkheid essentieel voor functioneren rechtsstaat.
In geval van vooroordelen bij opsporing en berechting spreken we van rassen- of klassenjustitie.
Interne controle vindt plaats doordat partijen in beroep kunnen gaan bij het gerechtshof en daarna nog bij de Hoge Raad.
Slide 13 - Tekstslide
2.4.3 Samenspel van de drie machten
Slide 14 - Tekstslide
Samenspel tussen de drie machten
Trias politica in actie
Voorbeeld: Wet op de uitgebreide identificatieplicht
Minister van Justitie stelt wet voor. Doel: bevorderen van veiligheid, criminaliteitscontrole en terreurbestrijding.
Parlement (Eerste en Tweede Kamer) neemt wet aan.
Uitvoerende macht voert wet uit: politie eist na invoering van de wet dat iemand bij een boete zijn ID kan tonen.
Echter, de wet moet wel een “redelijke noodzaak” dienen. Beoordeling door rechterlijke macht: is een kleine overtreding “redelijke noodzaak”? Gevolg: rechterlijke macht corrigeert wetgevende macht: identificatieplicht was bedoeld voor 12 jaar en ouder, maar de wet werd na kritiek van rechters aangepast naar 14 jaar en ouder.
Slide 15 - Tekstslide
Is de trias politica in evenwicht?
Wetgevende macht beperkt zich vaak tot kaderwetgeving.
Invulling regelgeving vindt in de praktijk vaak plaats door uitvoerende macht.
Opdracht: Welke gevolgen heeft dit voor het functioneren van de trias politica?
Slide 16 - Tekstslide
Jurisprudentie
Vanwege grote macht uitvoerende instanties is rol rechterlijke macht van groot belang.
Bij conflicten wordt beroep op een rechter gedaan. De rechter doet daarvoor regelmatig beroep op jurisprudentie.
Jurisprudentie: Alle eerdere uitspraken van alle rechters samen.
Hoe kun je als burger je recht halen als je tegenover de overheid staat?
Slide 20 - Tekstslide
Rechtsgebieden
Publiekrecht: Rechtsregels over de relatie tussen overheid en burger (en organisaties/bedrijven).
Privaatrecht: Rechtsregels over de relatie tussen burgers (en organisaties/bedrijven) onderling.
Slide 21 - Tekstslide
Rechtsgebieden
Slide 22 - Tekstslide
2.5 Rechtsgebieden
Slide 23 - Tekstslide
Civiele zaken
Slide 24 - Tekstslide
Verloop burgerlijke rechtszaak
De gedaagde ontvangt een dagvaarding. Hierin staat: de naam van de eiser. de motivatie van de eis. het tijdstip en de plaats van de rechtszaak.
Betreft het een grote zaak? Dan zijn partijen verplicht zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat.
Slide 25 - Tekstslide
Een dwangsom opleggen
Wanneer een eiser wil dat de gedaagde zijn gedrag aanpast, kan de rechter een dwangsom opleggen.
Bijvoorbeeld: een buurman wordt verboden om zijn auto op jouw erf te parkeren. Elke keer dat hij dit doet, kan een directe dwangsom van €50 worden opgelegd.
Dwangsom: Een bedrag dat een van de partijen moet betalen wanneer hij nogmaals in de fout gaat.
Opdracht: Bedenk twee andere situaties waarin een rechter een dwangsom oplegt.
Slide 26 - Tekstslide
De deurwaarder
Pas als een rechter uitspraak heeft gedaan, kan een deurwaarder worden ingeschakeld. Dat gebeurt als het vonnis niet wordt uitgevoerd. De deurwaarder kan vervolgens bij iemand:
Loonbeslag leggen.
Waardevolle goederen in beslag nemen.
Slide 27 - Tekstslide
Kort geding
Is er veel haast bij de zaak? De eiser kan dan een kort geding aanspannen.
Kort geding: Versnelde en vereenvoudigde procedure voor spoedeisende zaken.
Later kan er nog een bodemprocedure (uitgebreidere rechtszaak) volgen.
Opdracht: Bedenk twee situaties waarin een eiser een kort geding aanspant.
Benoem een voordeel en een nadeel van een kort geding.
Slide 29 - Tekstslide
2.5.2 Burger tegenover overheid
Staatsrecht:
Hoe is onze staat ingericht?
Welke grondrechten hebben burgers?
Strafrecht:
Wat gebeurt er als je strafbare feiten pleegt?
Wetboek van strafrecht en wetboek van strafvordering.
Bestuursrecht:
Rechtsbetrekkingen tussen overheidsinstanties en burgers.
Slide 30 - Tekstslide
Bestuursrecht
Vier terreinen waarop het bestuurlijk recht een grote rol speelt:
Het afgeven van vergunningen.
Het verstrekken van uitkeringen en subsidies.
De behandeling van asielaanvragen en verblijfsvergunningen.
Het opleggen en innen van belastingen.
Opdracht:
Ken jij iemand die wel eens bestuursrechtelijk conflict heeft gehad? En kun jij een bekende bestuursrechtelijke zaak benoemen?
Slide 31 - Tekstslide
Hoger beroep en cassatie
Heb je een conflict met een overheidsorganisatie? Dan dien je (meestal) eerst bezwaar aan bij die organisatie. Als je er niet uitkomt kun je de zaak voorleggen aan een rechter en eventueel in hoger beroep gaan bij een gerechtshof (of bijzonder college).
Slide 32 - Tekstslide
2.6 Strafrecht: opsporing en vervolging
Slide 33 - Tekstslide
Vragen bij deze paragraaf:
Hoe zie je de grondbeginselen van de rechtsstaat terug in ons strafrecht?
Wat moet zwaarder wegen: zorgen voor veiligheid of het garanderen van vrijheid en privacy?
Slide 34 - Tekstslide
2.6.1 De rechtsstaat en het strafrecht
Bij bestrijding van criminaliteit moet de overheid rekening houden met twee beginselen:
De grondrechten
Het legaliteitsbeginsel
Slide 35 - Tekstslide
Grondrechten en het strafrecht
Iedereen heeft recht op een eerlijk proces door een onafhankelijke rechter.
Onschuldvermoeden: je bent onschuldig tot het tegendeel bewezen is.
Politie en justitie behoren zich te houden aan de regels die zijn vastgelegd in het strafprocesrecht.
Iedereen heeft recht op een (pro-Deo)advocaat.
Slide 36 - Tekstslide
Legaliteitsbeginsel en het strafrecht
Art. 1 van WvS, het strafbaarheidsbeginsel: “Geen feit is strafbaar dan op grond van een daaraan voorafgegane strafbepaling.”
Een strafbepaling moet duidelijk zijn.
De ne bis in idem-regel bepaalt dat je niet twee keer voor hetzelfde feit kan worden vervolgd.
Per delict is vastgelegd wat de maximumstraf is.
Er bestaan strafuitsluitingsgronden.
De meeste misdrijven en overtredingen hebben een verjaringstermijn.
Slide 37 - Tekstslide
Misdrijven en overtredingen
Misdrijf: Ernstig strafbaar feit
Altijd een officier van justitie bij betrokken.
Bijvoorbeeld: rijden onder invloed, mishandeling, drugshandel, diefstal, moord.
Overtreding: Minder ernstig strafbaar feit
Worden vaak met een boete afgedaan.
Bijvoorbeeld: door rood rijden, vissen zonder vispas, zwartrijden, wildplassen.
Slide 38 - Tekstslide
Opdracht: overtreding of misdrijf?
Slide 39 - Tekstslide
2.6.2 Het strafproces
Opsporing onder leiding van een officier van justitie.
Aanhouding.
Vervolging door het Openbaar Ministerie.
Berechting door een rechtbank.
Eventueel hoger beroep en cassatie.
Uitvoering van de opgelegde straf.
Slide 40 - Tekstslide
2.6 Strafrecht: opsporing en vervolging
Politieonderzoek onder leiding van een officier van justitie.
De politie kan de verdachte en getuigen verhoren. Van alle informatie wordt een proces-verbaal opgesteld.
De politie kan dwangmiddelen gebruiken om onderzoek te kunnen doen. Voor sommige dwangmiddelen heeft de politie toestemming nodig.
Slide 41 - Tekstslide
Aanhouding
Verdachte: Persoon van wie de politie een redelijk vermoeden heeft dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
De politie mag verdachten staande houden en aanhouden.
Staande houden: De politie laat je stilstaan en vraagt naar je identiteitsbewijs.
Aanhouden: Je wordt gearresteerd en meegenomen naar het politiebureau voor verhoor.
Slide 42 - Tekstslide
Bevoegdheden politie zonder toestemming
Zonder toestemming mag de politie:
een verdachte staande houden.
een verdachte aanhouden.
een verdachte fouilleren.
een verdachte vasthouden op het bureau.
bewijsmateriaal in beslag nemen.
Slide 43 - Tekstslide
Bevoegdheden politie met toestemming
Een woning binnentreden.
Iemand langer vasthouden (max. 110 dagen).
Een woning doorzoeken.
Speciale persoonsgegevens opvragen (bijvoorbeeld telefoon- en internetverkeer, bankrekeningen).
Infiltreren in misdaadorganisaties.
Slide 44 - Tekstslide
Wat kan een officier van justitie besluiten?
Slide 45 - Tekstslide
2.6.3 Vrijheid of veiligheid?
Stelling:
Veiligheid van de samenleving gaat altijd voor (individuele) vrijheid. Eens of oneens?
Slide 46 - Tekstslide
Uitbreiding opsporingsbevoegdheden
Sinds de invoering van de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB) mag de politie:
inbreken om naar bewijsmateriaal te zoeken.
infiltreren in misdaadorganisaties (waarbij de politie zelf strafbare feiten mag plegen).
Slide 47 - Tekstslide
Uitbreiding opsporingsbevoegdheden
In 2019 werd de wet Computercriminaliteit III ingevoerd, om cyberaanvallen en andere cybercriminaliteit tegen te gaan. Dankzij deze wet mag de politie ook inbreken op computers (hacken) om bewijsmateriaal te verzamelen.
Slide 48 - Tekstslide
Uitbreiding opsporingsbevoegdheden
Sinds de invoering van de Wet terroristische misdrijven:
kun je eerder worden aangemerkt als verdachte.
mag de politie in veiligheidsrisicogebieden preventief fouilleren.
Slide 49 - Tekstslide
Uitbreiding vervolgingsbevoegdheden
Wet afgeschermde getuigen: De AIVD mag anonieme getuigenverklaringen gebruiken in rechtszaken.
Dankzij de Wet OM-afdoening mag het OM bij minder zware delicten zelf een straf opleggen. Hierdoor wordt de werkdruk bij rechters verlaagd.
De nationale terroristenlijst: hierop kun je als verdachte ook komen te staan wanneer je nog niet vervolgd bent.
Opdracht: Vind jij het terecht dat de bevoegdheden van de politie uitgebreid zijn? Leg uit waarom wel of niet.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.