4.8 Spelling les 1 2KGT

  • Werkboek en pen/potlood op tafel
  • Ipad op de hoek van je tafel
4.7 Grammatica
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

  • Werkboek en pen/potlood op tafel
  • Ipad op de hoek van je tafel
4.7 Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

  • Hoofdstuk toets maandag 11 maart
      - lezen
      - woorden
      - grammatica
      - spelling
Hoofdstuk 4

Slide 2 - Tekstslide

  • Opdracht 10 blz. 70
4.7 Grammatica
Huiswerk bespreken:

Slide 3 - Tekstslide

  • a. Wie wil   graag minder kleiding kopen de komende tijd?

  •     vrv  hww   -         htw      zn        zww  lw   bn               zn
4.7 Grammatica
Bespreken opdracht 10 blz. 70

Slide 4 - Tekstslide

  • b. Die moet naar Lena, deze bieb waar je kleding kunt lenen.

  •     av  zww    vz     zn     av      zn      -    psv   zn      hww  zww 
4.7 Grammatica
Bespreken opdracht 10 blz. 70

Slide 5 - Tekstslide

  • c. Wat  kun    je daar lenen voor een vast bedrag per maand?

  •     vrv  hww  psv   -    zww     vz    lw   bn     zn     vz     zn 
4.7 Grammatica
Bespreken opdracht 10 blz. 70

Slide 6 - Tekstslide

  • d. Nou, bijvoorbeeld deze vintagebroek, die ruitjesblouse en dit vette jack.

  •        -              -            av        zn                av   zn                   -   av  bn   zn
4.7 Grammatica
Bespreken opdracht 10 blz. 70

Slide 7 - Tekstslide

  • e.LENA wil    de massaconsumptie tegengaan en dat moet ook.

  •      zn    hww   lw            zn               zww            -   av   zww    -
4.7 Grammatica
Bespreken opdracht 10 blz. 70

Slide 8 - Tekstslide

  • f. Welke items zou   jij wel een keertje willen kopen?

  •      vrv      zn   hww  psv  -   lw   zn         hww   zww 
4.7 Grammatica
Bespreken opdracht 10 blz. 70

Slide 9 - Tekstslide

  • het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
  • samenstellingen met een tussen-s en tussen-n
4.8 Spelling
In deze paragraaf leer je:

Slide 10 - Tekstslide

  • sterk werkwoord  - de klank verandert in de verleden tijd
                                     zwem - zwom, loop - liep
  • zwak werkwoord  - de klank verandert niet
                                   - +te(n) of de(n) in de verleden tijd
                                     ren - rende  - fiets - fietste - klop - klopte
4.8 Spelling
Even herhalen

Slide 11 - Tekstslide

  • maak opdracht 3, 4 blz. 73 - 74
4.7 Grammatica
Samen maken
timer
1:00

Slide 12 - Tekstslide

4.8 Spelling
Antwoorden opdracht 3 (blz. 73)
a 1. waar
   2. waar
   3. niet waar
b. 1 wachtten
    2. vermoedden
    3. landde
    4. praatten

Slide 13 - Tekstslide

4.8 Spelling
Antwoorden opdracht 4 (blz. 73)
a 1. kleedden
   2. berustte
   3. zette
   4. luidden
b. 1 kleden      - ik kleed
    2. berusten - berust
    3. zetten      - ik zet
    4.luiden      - luid

Slide 14 - Tekstslide

4.8 Spelling
Antwoorden opdracht 4 (blz. 74)
c 1  pv vt
   2 pv tt
   3. pv vd
   4. pv vt
   5. pv vd

Slide 15 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord (vd) kun je als bijvoeglijk naamwoord (bn) gebruiken.

Het voltooid deelwoord van sterkte werkwoorden op -en verandert als bijvoeglijk naamwoord niet:
– Mijn ijsje is gesmolten. (vd)             - het gesmolten ijsje (bn)
– De kleren zijn gedragen. (vd)          - de gedragen kleren (bn)
– De bestelling is aangekomen. (vd)  - de aangekomen bestelling (bn)

4.8 Spelling
Leertekst: Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord blz. 75

Slide 16 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord (vd) kun je als bijvoeglijk naamwoord (bn) gebruiken.

Alle andere voltooide deelwoorden schrijf je als bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk. Maar: denk aan de gewone spellingregels!
– De foto is vergroot. (vd)            - de vergrote foto (bn)
– Het plafond is gewit. (vd)          - het gewitte plafond (bn)
– Ik heb de les gemist. (vd)          - de gemiste les (bn)

4.8 Spelling
Leertekst: Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord blz. 75

Slide 17 - Tekstslide

  • maak opdracht 5, 6 en 7 op blz. 74-76
  • Klaar 
  • Oefen in Max Talent online Test Jezelf bij de paragrafen
     Lezen, Woorden en Grammatica
4.7 Grammatica
Zelfstandig werken
timer
1:00

Slide 18 - Tekstslide

4.8 Spelling
 huiswerk 
- Oefen in Max Talent online Test Jezelf bij de
  paragrafen 
Lezen, Woorden en Grammatica

Slide 19 - Tekstslide

  • Welke lidwoorden ken je?

  • de het een


4.7 Grammatica
Even herhalen

Slide 20 - Tekstslide

  • Wat zijn ook al weer de zelfstandig naamwoorden?

  • mensen  dieren  planten  dingen gebeurtenissen en namen


4.7 Grammatica
Even herhalen

Slide 21 - Tekstslide

  • Hoe kan je checken of iets een zelfstandig naamwoord is?

  • Door er een lidwoord (de het een) voor te zetten.
     (behalve bij namen.)


4.7 Grammatica
Even herhalen

Slide 22 - Tekstslide

  • Wat weet je over het bijvoeglijk naamwoord?

  • Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
      oude, groene, kapotte, snelle


4.7 Grammatica
Even herhalen

Slide 23 - Tekstslide

  • Welke aanwijzend voornaamwoorden ken je?

  • deze, die, dit, dat ?


4.7 Grammatica
Even herhalen

Slide 24 - Tekstslide

  • Wat is het verschil tussen deze en die en, dit en dat ?

  • deze en die gebruik je bij woorden met 'de''
     dit en dat gebruik je met woorden met 'het' 
     - deze of die stoel
     - dit of dat ijsje 
4.7 Grammatica
Even herhalen

Slide 25 - Tekstslide

  • Welke vragende voornaamwoorden ken je?

  • wat, wie, welke, wat voor ?


4.7 Grammatica
Even herhalen

Slide 26 - Tekstslide

  • Hoe herken je een vragend voornaamwoord?

  • Het staat in een zin met een vraagteken (vragende zin)


4.7 Grammatica
Even herhalen

Slide 27 - Tekstslide

4.7 Grammatica
Overzicht woordsoorten

Slide 28 - Tekstslide

4.7 Grammatica - de woordsoorten
woordsoort
afk.
voorbeeld
lidwoord
lw
de, het, een
bijvoeglijk naamwoord
bn
knap, slim, stevig, dromerig, katoenen
zelfstandig naamwoord
zn
kapper, tijdschrift, probleem, Scheveningen
voorzetsel
vz
voor, met, aan, tijdens, ondanks, vanwege
persoonlijk voornaamwoord
psv
ik, je, u, hij, haar, het, ons, wij, jullie, hen
bezittelijk voornaamwoord
bzv
mijn, jouw, je, uw, zijn, haar, onze, jullie, uw, hun
hoofdtelwoord
htw
één, drie, honderdtwintig, veel, weinig
rangtelwoord
rtw
eerste, tweede, middelste, laatste
vragend voornaamwoord
vrv
wie, wat, welke, wat voor?
aanwijzend voornaamwoord
av
die, deze, dit, dat

Slide 29 - Tekstslide

4.7 Grammatica - de woordsoorten
woordsoort
afk.
voorbeeld
hulpwerkwoord
hww
Het helpt een zelfstandig werkwoord. Er staat in de zin één of meerdere werkwoorden.
hebben, zijn , moeten, kunnen, willen
zelfstandig werkwoord
zww
Het heeft geen ander werkwoord nodig. Er staat in de zin maar één werkwoord.
fietsen, rennen, spelen, schrijven, afronden
Bijzondere woordsoorten
Ik voetbal morgen tegen ADO.
Ik ga morgen tegen ADO voetballen.

Slide 30 - Tekstslide

  • Met een aanwijzend voornaamwoord (av) kun je iets of iemand aanwijzen.
     deze tafel (de), die docent (de), dit bord (het), dat boek (het).
     Vaak staat het dan voor een zelfstandig naamwoord.
     'Die sneakers wil ik gaan kopen.'

  •  Het kan ook zonder zelfstandig naamwoord gebruikt worden.
      Het wijst dan terug naar iets wat eerder genoemd is.

      'Mooie sneakers, die wil ik wel hebben!'

4.7 Grammatica
Leertekst  Aanwijzend voornaamwoord blz. 66

Slide 31 - Tekstslide

  • Met een vragend voornaamwoord (vrv) vraag je naar een persoon of ding.

  • Wie is het? Wat is er aan hand?
     Wat voor een huis woon je? Welke vrucht wil je? 

  • Vragend voornaamwoord staat vaak voor in de zin, maar kan ook in het
      midden van de zin staan.
      Om welke drie jongens gaat het?
4.7 Grammatica
Leertekst  Vragend voornaamwoord blz. 68

Slide 32 - Tekstslide

4.7 Grammatica
Bespreken huiswerk - opdracht 6, 7 en 8 blz. 69

Slide 33 - Tekstslide

  • maak opdracht 10 op blz. 70
  • Klaar werk aan je fictiedossier
    of
    Oefen in Max Talent online Test Jezelf bij de paragrafen Lezen, Woorden en Grammatica
4.7 Grammatica
Zelfstandig werken
timer
1:00

Slide 34 - Tekstslide

  • a. Wie wil   graag minder kleiding kopen de komende tijd?

  •     vrv  hww   -         htw      zn        zww  lw   bn               zn
4.7 Grammatica
Bespreken opdracht 10 blz. 70

Slide 35 - Tekstslide

  • b. Die moet naar Lena, deze bieb waar je kleding kunt lenen.

  •     av  zww    vz     zn     av      zn      -    psv   zn      hww  zww 
4.7 Grammatica
Bespreken opdracht 10 blz. 70

Slide 36 - Tekstslide

  • c. Wat  kun    je daar lenen voor een vast bedrag per maand?

  •     vrv  hww  psv   -    zww     vz    lw   bn     zn     vz     zn 
4.7 Grammatica
Bespreken opdracht 10 blz. 70

Slide 37 - Tekstslide

  • d. Nou, bijvoorbeeld deze vintagebroek, die ruitjesblouse en dit vette jack.

  •        -              -            av        zn                av   zn                   -   av  bn   zn
4.7 Grammatica
Bespreken opdracht 10 blz. 70

Slide 38 - Tekstslide

  • e.LENA wil    de massaconsumptie tegengaan en dat moet ook.

  •      zn    hww   lw            zn               zww            -   av   zww    -
4.7 Grammatica
Bespreken opdracht 10 blz. 70

Slide 39 - Tekstslide

  • f. Welke items zou   jij wel een keertje willen kopen?

  •      vrv      zn   hww  psv  -   lw   zn         hww   zww 
4.7 Grammatica
Bespreken opdracht 10 blz. 70

Slide 40 - Tekstslide

4.7 Grammatica
Huiswerk - oefen in Max Talent bij grammatica

Slide 41 - Tekstslide

  • aanwijzend voornaamwoord (av) en vragend voornaamwoord (vrv).
4.5 Woorden
Vandaag geoefend/geleerd

Slide 42 - Tekstslide

Moeilijke-woorden wijzer

Slide 43 - Tekstslide

- Maak de woordpuzzel. 
- Welke 'afleiding' hoort bij de zin?
- Gebruik de leertekst op bladzijde 57.
Even herhalen woorden hoofdstuk 4
timer
1:00

Slide 44 - Tekstslide