Herhaling onregelmatige werkwoorden (avoir, être, faire, aller)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Herhaling onregelmatige werkwoorden

- avoir (hebben)

- être (zijn)

- faire (doen, maken)

- aller (gaan)

Vertaal: ik heb

1. J'ai
2. tu as
3. il a
4. elle a

Vertaal: wij hebben

1. vous avez
2. nous avons
3. ils ont
4. nous sommes

Vertaal: jullie hebben

1. Nous avons
2. il a
3. vous avez
4. ils ont

Vertaal: Zij hebben

1. Ils ont
2. Elles ont
3. Ils sont
4. Il est

Vertaal: Ik heb een broer

Vertaal: Wij hebben een kat.

Vertaal: jij bent

1. je suis
2. tu es
3. il est
4. elle est

Vertaal: zij is

1. Il est
2. nous sommes
3. Tu es
4. Elle est

Vertaal: wij zijn

1. nous avons
2. nous sommes
3. vous êtes
4. vous avez

Vertaal: ik ben

1. tu es
2. il est
3. je suis
4. ils sont

Vertaal: ik ben in Parijs.

Vertaal: wij zijn in Oosterhout.

Vertaal: hij is aardig.

Vertaal: ik doe, maak

1. je fais
2. tu fais
3. il fait
4. nous faisons

Vertaal: wij doen, maken

1. vous faites
2. il fait
3. nous faisons
4. ils font

Vertaal: zij doen, maken

1. Ils font
2. il fait
3. vous faites
4. elles font

Vertaal: ik maak het huiswerk.

Vertaal: ik ga

1. je va
2. je vas
3. je vais
4. tu vas

Vertaal: hij gaat

1. il vas
2. il va
3. il alle
4. il aller

Vertaal: wij gaan

1. Vous allez
2. Tu vas
3. Nous avons
4. Nous allons

Vertaal: u gaat

1. Elle va
2. Vous allez
3. Ils vont
4. Vous avez

Vertaal: ik ga naar Parijs.

Vertaal: Wij gaan naar school.

Ik ken het rijtje van 'avoir' goed.

😒🙁😐🙂😃

Ik ken het rijtje van 'être' goed!

😒🙁😐🙂😃

Ik ken het rijtje van 'faire' goed!

😒🙁😐🙂😃

Ik ken het rijtje van 'aller' goed!

😒🙁😐🙂😃