Werkwoorden HAVO2 - présent

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Werkwoorden

Uitleg, oefeningen en aan het eind van de les een Kwizl.

Volgende week: SO

Présent + Passé Composé van:

 - regelmatige werkwoorden op -er

-être

- avoir

- faire

- aller (alléén présent)

Vandaag

Présent van:

- regelmatige werkwoorden op -er

- avoir

- être

- faire

- aller

Welke tijd is de présent in het Frans?

1. Voltooid deelwoord
2. Tegenwoordige tijd
3. Verleden tijd
4. Toekomende tijd

Présent = Tegenwoordige tijd

Lijkt op de "present" in het Engels.

Ik kijk, wij lezen, jij eet, zij luistert, etc.

Het gebeurt dus NU!

Présent

"Ik kan de présent maken van regelmatige werkwoorden op -er."

Noteer een werkwoord op -er

Alle werkwoorden op -er vervoeg je op dezelfde manier!

Parler = praten

Ik praat	Je parl e
Jij praat	Tu parl es
Hij / zij praat & Wij praten	Il parl e / elle parl e / on parl e
Wij praten	Nous parl ons
U praat / Jullie praten	Vous parl ez
Zij praten	Ils / elles parl ent

Alle werkwoorden op -er vervoeg je op dezelfde manier!

Chanter = zingen

Ik zing	Je chant e
Jij zingt	Tu chant es
Hij / zij zingt & Wij zingen	Il chant e / elle chant e / on chant e
Wij zingen	Nous chant ons
U zingt / Jullie zingen	Vous chant ez
Zij zingen	Ils / elles chant ent

Ik eet = ?

1. je mange
2. je manges
3. je mangez
4. je mangent

Wij luisteren = ?

1. On écoute
2. On écoutes
3. Nous écoutez
4. Nous écoutons

Zij danst = ? (dansen = danser)

Jij vraagt = ? (vragen = demander)

Onregelmatige werkwoorden

"Werkwoorden die géén regelmaat hebben in de vervoeging. Elke vervoeging is dus anders. Je moet de rijtjes uit je hoofd leren."

Wat is een onregelmatig werkwoord?

1. faire
2. gagner
3. être
4. aimer

1. ÊTRE = ZIJN

Wat is géén juiste vervoeging uit het rijtje van être?

1. je suis
2. nous sont
3. vous êtes
4. tu es

Nous sont bestaat niet. 

"Nous sont" bestaat niet. 

Het moet zijn: "Nous sommes".

Wat is de juiste vertaling van "Hij is", bijvoorbeeld in de zin "Hij is Frans"?

1. il es
2. il est
3. il a
4. il as

Jullie zijn = ?

2. AVOIR = HEBBEN

Wat is de juiste vertaling van "wij hebben"?

1. nous avons
2. vous avons
3. nous sommes
4. nous ont

Jij hebt = ?
(Als in: "Jij hebt een hond".)

Zij (m mv) hebben = ?
(Als in: "Zij hebben een hond.")

Hij heeft

Wij zijn

Ik heb

Ik ben

Hij is

J'ai

On est

Il a

Il est

Je suis

3. FAIRE = MAKEN/DOEN

Wat is de goede vertaling van "wij maken/doen"?

1. nous faisons
2. nous faitons
3. nous fairons
4. nous faire

Ik maak/doe = ?

Schrijf het hele rijtje van "faire" eens op.

4. ALLER = GAAN

je vais	ik ga
tu vas	jij gaat
il / elle / on va	hij / zij gaat, wij gaan
nous allons	wij gaan
vous allez	u gaat / jullie gaan
ils / elles vont	zij gaan

"Ik ga" = ?

1. je vais
2. je vas
3. je va
4. j'alle

Ils allont = Zij gaan

1. Goed
2. Fout

Regelmaatje:

Zij zijn (être) = ils/elles sont

Zij hebben (avoir) = ils/elles ont

Zij maken/doen (faire) = ils/elles font

Zij gaan (aller) = ils/elles vont 

Zij gaan

Zij zijn

Zij hebben

Zij maken/doen

Ils/elles vont

Ils/elles font

Ils/elles ont

Ils/elles sont

Hij gaat = ?

Maak de Kwizl nog een keer

Heb je nu een hoger punt?

Huiswerk voor de volgende les: leer deze 5 rijtjes uit je hoofd!