Hoofdzin en bijzin

Samengestelde zinnen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolmavoLeerjaar 5

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Samengestelde zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Concept
Samengestelde zin 
= een zin die uit meerdere zinnen bestaat. Je hebt een soms een voegwoord.

Voegwoord 
= een woord dat twee zinnen samenvoegt.
Voorbeelden: en, want, ook, omdat, als, daarom. tenzij etc.

Slide 2 - Tekstslide

Voegwoorden
Zinnen worden aan elkaar 'geplakt' met voegwoorden.
Er zijn onderschikkende voegwoorden en nevenschikkende. 

De nevenschikkende zijn: en, of, maar, want en dus. 
Er zijn een heleboel onderschikkende voegwoorden: omdat, zodat, toen, als, zodra, terwijl, enz...

Slide 3 - Tekstslide

In een hoofdzin:
is de persoonsvorm (direct verb) het eerste of tweede deel van de zin.
staat de persoonsvorm (direct verb) naast het subject van de zin.

Slide 4 - Tekstslide

In een bijzin:
staat de persoonsvorm (direct verb) NIET naast het subject, maar staat achteraan in de zin.

De bijzin zegt iets over de hoofdzin.

Slide 5 - Tekstslide

Je kan ook twee hoofdzinnen hebben in een samengestelde zin!

Dave zet de fiets op slot en hij gaat de winkel binnen.

Hoofdzin + hoofdzin


Hoofdzin - nevenschikkend voegwoord - Hoofdzin

Hoofdzin - en, want, maar, of , dus- Hoofdzin

Deze voegwoorden ( en, want, maar, of, dus ) verbinden vaak twee hoofdzinnen aan elkaar.

Slide 6 - Tekstslide

Nevenschikkende voegwoorden
Nevenschikkende voegwoorden = verbinden gelijkwaardige delen. 
Deze delen kunnen los van elkaar een zin vormen, zonder dat de woordvolgorde verandert. 

Nevenschikkende voegwoorden = en, want, maar, of , dus
Voorbeeld: Het kamp lijkt me niet leuk, maar ik ga er toch naartoe. 

Slide 7 - Tekstslide

Nevenschikkende voegwoorden
Nevenschikkende voegwoorden koppelen twee hoofdzinnen of twee bijzinnen aan elkaar. De nevenschikkende voegwoorden die we kennen zijn: en, dus, maar, of en want.

Deze metselen twee hoofdzinnen aan elkaar. 
De nevenschikkende voegwoorden : 
want, of, dus, en, maar (WODEM)

Slide 8 - Tekstslide

Nevenschikkende voegwoorden 
Nevenschikkende voegwoorden kun je uit je hoofd leren!

dus, en, maar, of, want

Slide 9 - Tekstslide

Onderschikkende voegwoorden
- Verbinden twee ongelijkwaardige delen (je kunt de beide delen niet allebei los gebruiken zonder de woordvolgorde te veranderen)
- dat en woorden waarvan dat de tweede lettergreep is (zodat, omdat, totdat)
- aangezien, daarom, als, hoewel, indien, mits etc.
- of (kan soms ook een nevenschikkend voegwoord zijn)

Slide 10 - Tekstslide

Zijn de voegwoorden nevenschikkend of onderschikkend?
nevenschikkende voegwoorden
onderschikkende voegwoorden
en
terwijl
maar
doordat
dus
als
toen
want
hoewel
omdat

Slide 11 - Sleepvraag

Sleep de  persoonsvormen en het voegwoord naar de zwarte vakken. Let op: je hoeft niet alle woorden te verslepen. Druk op 'klaar' als je klaar bent.
Persoonsvormen:
Voegwoord
Muhammed
kan 
niet meer
pinnen
want
hij 
is
zijn pincode
vergeten.

Slide 12 - Sleepvraag

Sleep de 2 persoonsvormen en het voegwoord naar de zwarte vakken. Let op: je hoeft niet alle woorden te verslepen. Druk op 'klaar' als je klaar bent.
Persoonsvormen:
Voegwoord
In de stortregen
zoeken
de scholieren
een bushokje
zodat
ze
kunnen
schuilen.

Slide 13 - Sleepvraag

Uitleg alle vormen van samengestelde zinnen:
Hoofdzin + hoofdzin
1. Ik ben ziek, dus ik blijf thuis. (zin 1: Ik ben ziek. zin 2: Ik blijf thuis.)

Hoofdzin + bijzin 
2. Ik ga naar school, hoewel ik me niet fit voel. (zin 1: Ik ga naar school. zin 2: Ik voel me niet fit.)

Bijzin + hoofdzin
3. Als ik goed voor mijn toets leer, krijg ik zeker een hoog cijfer. (zin 1: Ik leer goed voor mijn toets. Zin 2: Ik krijg zeker een hoog cijfer.)




Slide 14 - Tekstslide

Een samengestelde zin met een nevenschikkend voegwoord.
Hoofdzin + hoofdzin (nevenschikkend voegwoord)
zin 1: Ik ben ziek. 
zin 2: Ik blijf thuis.
Voegwoord: dus
Samengestelde zin: Ik ben ziek, dus ik blijf thuis. 

Schrijf alle stappen op in je schrift.

1. Kopieer zin 1
2. Plaats een komma.
3. Schrijf het voegwoord.
4. Kopieer zin 2, maar verander de hoofdletter in een kleine letter.
5. Eindig met een punt.




Slide 15 - Tekstslide

Nu jij!
zin 1: Mijn antwoord is goed.
zin 2: Ik participeer goed in de les.
Voegwoord: want
Samengestelde zin: ........................................................................................................

Slide 16 - Open vraag

Een samengestelde zin met een nevenschikkend voegwoord.
Hoofdzin + bijzin (onderschikkend)

zin 1: Ik ga naar school. 
zin 2: Ik voel me niet fit.
voegwoord: hoewel
Samengestelde zin: Ik ga naar school, hoewel ik me niet fit voel. 

Schrijf alle stappen op in je schrift.

1. Kopieer zin 1
2. Plaats een komma.
3. Schrijf het voegwoord.
4. Kopieer zin 2, maar verander de hoofdletter in een kleine letter en plaats de persoonsvorm aan het einde van de zin.
5. Eindig met een punt.




Slide 17 - Tekstslide

Nu jij!
zin 1: Mijn antwoord is goed.
zin 2: Ik participeer goed in de les.
Voegwoord: omdat
Samengestelde zin: ........................................................................................................

Slide 18 - Open vraag

Een samengestelde zin met een nevenschikkend voegwoord.
Bijzin + hoofdzin (onderschikkend)

zin 1: Ik leer goed voor mijn toets. 
zin 2: Ik krijg zeker een hoog cijfer.
voegwoord: Als
Samengestelde zin: 3. Als ik goed voor mijn toets leer, krijg ik zeker een hoog cijfer.

Schrijf alle stappen op in je schrift.
1. Begin je zin met het voegwoord
2. Kopieer zin 1, maar verander de hoofdletter in een kleine letter en plaats de persoonsvorm aan het einde van zin 1.
3. Plaats een komma, want je moet altijd een komma plaatsen tussen 2 werkwoorden!
4. Kopieer zin 2, maar verander de hoofdletter in een kleine letter en verwissel het subject en de persoonsvorm van plek (inversie!) en kopieer de rest.
5. Eindig met een punt.




Slide 19 - Tekstslide

Nu jij!
zin 1: Ik participeer goed in de les.
zin 2: Mijn antwoord is goed.
Voegwoord: Als
Samengestelde zin: ........................................................................................................

Slide 20 - Open vraag

Voegwoord bij 2 hoofdzinnen
(nevenschikkend)
Voegwoord bij hoofdzin en bijzin
(onderschikkend)
en
maar
want
omdat
terwijl
dat

Slide 21 - Sleepvraag

Welke combinaties zijn dus mogelijk?
1. Hoofdzin + Hoofdzin
2. Hoofdzin + bijzin
Bijzin + hoofdzin



Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Maak een samengestelde zin die uit twee hoofdzinnen bestaat.

Slide 24 - Open vraag

Maak een samengestelde zin die uit een hoofdzin en een bijzin bestaat.

Slide 25 - Open vraag

Maak een samengestelde zin die uit een bijzin en een hoofdzin bestaat.

Slide 26 - Open vraag