Grammatica voegwoorden hfst 5 HAVO 2

Doel van de les
Je weet wat:
a. enkelvoudige en samengestelde zinnen zijn
en
b. wat hoofdzinnen en bijzinnen zijn
en
c. of een samengestelde zin nevenschikkend of onderschikkend is.
en
d. wat nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden zijn.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Doel van de les
Je weet wat:
a. enkelvoudige en samengestelde zinnen zijn
en
b. wat hoofdzinnen en bijzinnen zijn
en
c. of een samengestelde zin nevenschikkend of onderschikkend is.
en
d. wat nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden zijn.

Slide 1 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Een zin met één persoonsvorm heet een enkelvoudige zin.
Ik heb geen geld op zak.

Een zin met meer dan één persoonsvorm heet een samengestelde zin. Bijvoorbeeld: 
Ik heb nooit mijn geld bij me, want ik gebruik altijd mijn pinpas.

Er zijn hoofdzinnen en bijzinnen. Zie de volgende sheets met meer uitleg.
      

Slide 2 - Tekstslide

Als in een bijzin het onderwerp en de pv naast elkaar staan, kun je er bijvoorbeeld niet tussen plaatsen. Bij een hoofdzin lukt dat niet.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

          Nevenschikking

De zin bestaat uit 2 hoofdzinnen, maar ook 2 bijzinnen kunnen nevenschikkend verbonden zijn. 
Je herkent ze aan de 
nevenschikkende voegwoorden: 
en, of, maar en want.

Slide 5 - Tekstslide

Onderschikking
De zin bestaat uit een hoofdzin met een bijzin erin. De bijzin kan vooraan staan of achteraan staan. 
Jeherkent ze aan de 
onderschikkende voegwoorden:
als, aangezien, dat, doordat, hoewel,
mits, nadat, of, omdat, opdat,
terwijl, toen, voordat, zodat, zodra.

Slide 6 - Tekstslide

 Nevenschikkende voegwoorden

De zin bestaat uit 2 hoofdzinnen, maar ook 2 bijzinnen kunnen nevenschikkend verbonden zijn. 
Je herkent ze aan de 
nevenschikkende voegwoorden: 
en, of, maar en want.

Slide 7 - Tekstslide

Onderschikkende voegwoorden

De zin bestaat uit een hoofdzin met een bijzin erin. De bijzin kan vooraan staan of achteraan staan. 
Je herkent ze aan de 
onderschikkende voegwoorden:
als, aangezien, dat, doordat, hoewel,
mits, nadat, of, omdat, opdat,
terwijl, toen, voordat, zodat, zodra.

Slide 8 - Tekstslide

Nevenschikkende voegwoorden
en, of, maar en want.
Onderschikkende voegwoorden
als, aangezien, dat, doordat, hoewel,
mits, nadat, of, omdat, opdat,
terwijl, toen, voordat, zodat, zodra.
Hoofdzin / bijzin / nevenschikking / onderschikking:

1. Huygens ontdekte de ringen rond Saturnus en hij vond het slingeruurwerk uit.

2. Hoewel Antoni van Leeuwenhoek bekendstaat als uitvinder van de microscoop, heeft hij het instrument eigenlijk alleen verbeterd.

3.Nederland heeft veel onderzoekers voortgebracht, maar wie was de grootste?

4.Lenzenslijper Baruch Spinoza werd vooral bekend doordat hij ook filosoof was.

5.De docent zegt, dat hij samengestelde zinnen niet moeilijk vindt, maar de leerlingen denken daar anders over.
{hoofdzin} + {hoofdzin} ns
{(bijzin) + hoofdzin}, os
{hoofdzin} + {hoofdzin}, ns

{hoofdzin + (bijzin)}, os
{hz + (bz)} + {hz}

Slide 9 - Tekstslide

Herhaling alle woordsoorten
Bekijk zelf dit filmpje. De verschillende woordsoorten worden gevraagd tijdens de toets!

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak de startopdracht en opdracht 1 en 2
op bladzijde 150 en 151

Huiswerk:
Opdracht 4, 5 en 6

timer
10:00
Herhaling alle woordsoorten

Slide 11 - Tekstslide