WI K2 H7: 7.3 en 7.4

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Tekstslide

25. De doorsnede hieronder is van Bunker 599. Op die doorsnede zie je de binnenruimte in de bunker. 

Slide 9 - Tekstslide

25a. Hoeveel cm is de hoogte van de binnenruimte?
A
De hoogte is 180 - 30 = 150 cm.
B
De hoogte is 180 cm.
C
De hoogte is 180 + 30 = 210 cm.

Slide 10 - Quizvraag

25b. Hoe dik is het beton boven de binnenruimte?
A
Het beton is 50 cm dik.
B
Het beton is 150 cm dik.
C
Het beton is 200 cm dik.

Slide 11 - Quizvraag

25c. Hoe hoog is de bunker?
A
De bunker is 300 cm hoog.
B
De bunker is 150 + 180 = 330 cm hoog.
C
De bunker is 150 + 50 + 180 = 380 cm hoog.
D
De bunker is 150 + 50 + 180 + 30 = 410 cm hoog.

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Sleepvraag

Slide 15 - Tekstslide

28a. Welke vorm heeft de doorsnede KLMN?
A
rechthoek
B
vierkant
C
kubus
D
balk

Slide 16 - Quizvraag

Zelf verder aan de slag...
28b. Van de doorsnede weet je dat LM = 4cm. 
De lengte van MN vind je zo:
  • Teken het bovenvlak op ware grootte (4 cm x 4 cm)
  • Teken de diagonaal MN (lijn trekken van M naar N, met potlood en liniaal/geodriehoek)
  • Meet de lengte nauwkeurig van MN.

28c. Teken dan nu de doorsnede KLMN op ware grootte. Want je weet nu de lengte van ML en KN, en ook van het diagonaal MN = KL.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

31a. Welke vorm hebben alle doorsneden van de cilinder?
A
De vorm van een vierkant.
B
De vorm van een cilinder.
C
De vorm van een rechthoek.
D
De vorm van een cirkel.

Slide 24 - Quizvraag

31b. De breedte van de doorsneden kun je meten in het bovenvlak, in je boek. Dat is op ware gootte getekend. Controleer het nog eens met je liniaal/geodriehoek.

Hiernaast zie de maten die horen bij de drie doorsneden.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

33a. Hoeveel cm³ water gaat er in het aquarium?
A
120 x 65 = 7800 cm³
B
120 x 60 = 7200 cm³
C
65 x 60 = 3900 cm³
D
120 x 65 x 60 = 468 000 cm³

Slide 29 - Quizvraag

33b. Hoeveel liter is dat?
A
468 liter
B
468000 liter
C
4,68 liter
D
46,8 liter

Slide 30 - Quizvraag

33b. 
Dit is 468 000 : 1000 = 468 dm³ = 468 liter. 

Slide 31 - Tekstslide

33c. Hoeveel m³ is dat?
A
0,468 m³
B
46,8 m³
C
4680 m³

Slide 32 - Quizvraag

33c. 
Dit is 468 : 1000 = 0,468 liter.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Slide 38 - Tekstslide

35.a 
Eén ruimtefiguur krijg je cadeau: de cilinder.

Hoe ga je de inhoud van de cilinder uitrekenen?
Zie volgende sheet.

De andere twee ruimtefiguren daar ga je zelf de inhoud van uitrekenen.


Slide 39 - Tekstslide







Nu ga je zelf aan de slag met de andere 2.          

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

36
straal grondvlak = 6,4 : 2 = 3,2 cm

inhoud blikje = π x 3,2² x 11,5 = 
= 369,95 cm³  ≈ 370 cm³ = 370 ml

Het klopt dus.

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

39. Hoeveel m³ is de ruimte in het trekkerstentje?
160 cm = 160 : 100 = 1,6 m
75 cm = 75 : 100 = 0,75 m

inhoud tentje = ½  x 1,6 x 0,75 x 2,3 = 1,38 m³

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide