cours du 12 mai 3h1

cours du 12 mai
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 5 min

Onderdelen in deze les

cours du 12 mai

Slide 1 - Tekstslide

Devoirs 3H1

- Fais C2, C4, C6 (p. 37-39)

- Apprends voc Damien (eerste kolom)*


*mini-test/match


Slide 2 - Tekstslide

le 6 mai 3H1
- Mini test voc C (colonne 1)
- Corriger C1, C3, C5
- commencer C2, C4, C6
- étudier les mots de Damien (colonne 1)
- commencer livre

timer
3:00

Slide 3 - Tekstslide

cours du 12 mai
- mini-test
- corriger C2, C4, C6
- Lire Damien
- Samenvattingsquiz
- Répéter ontkenning


Slide 4 - Tekstslide

mini test
1. déménager
2. se cacher
3. d'abord
4.  s'ennuyer
5. la mort
6. l'envie
7. le clochard
8. nettoyer
9. contre
                      

timer
3:00

Slide 5 - Tekstslide

corriger C2

Slide 6 - Tekstslide

cours du 12 mai
- mini-test
- corriger C2, C4, C6
- Lire Damien
- Samenvattingsquiz
- Répéter ontkenning


Slide 7 - Tekstslide

cours du 12 mai
- mini-test
- corriger C2, C4, C6
- Lire Damien
- Samenvattingsquiz
- Répéter ontkenning


Devoirs:
- Apprends les mots du livre Damien (colonne 2)
- Fais ex. 1e (p. 49), 7b, 7c (p. 65)
Tip:
ne ... plus = niet meer
ne ... jamais = nooit
ne ... personne = niemand

Slide 8 - Tekstslide

1. Welke sport speelt Damien?
A
Hij speelt voetbal
B
Hij speelt basketbal

Slide 9 - Quizvraag

2. Heeft hij vandaag gewonnen?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

3. Hoe gaat hij naar huis?
A
Met de bus
B
Met de fiets

Slide 11 - Quizvraag

4. Hoe zit het met eten bij Damien?
A
Damiens moeder kookt gezond en zijn vader vaak friet.
B
Damiens vader kookt gezond en zijn moeder vaak friet.

Slide 12 - Quizvraag

5. Wat doet de moeder van Damien?
A
Ze werkt in een garage
B
Ze werkt in een supermarkt

Slide 13 - Quizvraag

6. En wat doet zijn vader?
A
Die werkt in een garage
B
Die is werkeloos.

Slide 14 - Quizvraag

7. Waar woont Damien en wat vindt hij daar van?
A
Bretagne, dat vindt hij fijn
B
Bretagne, dat vindt hij saai
C
Een buitenstad van Parijs, dat vindt hij fijn
D
Een buitenstad van Parijs, dat vindt hij saai

Slide 15 - Quizvraag

8. Wie is Audrey?
A
Damiens moeder
B
Damiens juf
C
Damiens zus
D
Een vriendin van Damien

Slide 16 - Quizvraag

9. Waarom en wanneer verhuizen ze naar Créteil (buitenstad van Parijs)?
A
Damiens moeder is ontslagen, over een maand
B
Damiens vader heeft een nieuwe baan, over een maand
C
Damiens moeder is ontslagen, na de zomervakantie
D
Damiens vader heeft een nieuwe baan, na de zomervakantie

Slide 17 - Quizvraag

10. Waarom kan Damien zijn eten niet wegkrijgen?
A
Omdat het eten te gezond is.
B
Omdat hij liever friet wilde.
C
Omdat hij niet wil verhuizen.
D
Omdat ze zo druk plannen aan het maken zijn.

Slide 18 - Quizvraag

ontkenning
ne ... pas =
ne ... jamais =
ne ... plus =
ne ... personne 


Hierbij zet je n(e)  vóór/achter   het hele werkwoord/de persoonsvorm en het tweede deel vóór/achter het hele werkwoord/de persoonsvorm 
Verbind met de juiste vertaling:


Streep door:
nooit
niet/geen
niemand
niet meer

Slide 19 - Tekstslide

ontkenning
ne ... pas = niet/geen
ne ... jamais = nooit
ne ... plus = niet meer
ne ... personne = niemand


Hierbij zet je n(e)  vóór   de persoonsvorm en het tweede deel achter de persoonsvorm. (persoonsvorm is in het Frans altijd het eerste werkwoord in de zin.  J'ai voulu changer cette règle.

Slide 20 - Tekstslide

devoirs
- Apprends les mots du livre Damien (colonne 2)
- Maak de samenvatting van Damien (hoofdstuk 1) af (in het Nederlands). *
- Fais ex. 1e (p. 49), 7b, 7c (p. 65)
Tip:
ne ... plus = niet meer
ne ... jamais = nooit
ne ... personne = niemand

* Je kan de Lessonup gebruiken voor de belangrijkste details in het NL



Slide 21 - Tekstslide

mini test voc C (colonne 1)
1. ...
timer
3:00

Slide 22 - Tekstslide

présentations
- herhalen info
- PTA tentamen, dus missen = herkansing!
- Check datum
- vrijdag opzetje > in groepjes oefenen

Slide 23 - Tekstslide

mini test (colonne 2)
1. seul
2. il sort
3. trembler
4. repeindre
5. avoir peur
6. le sentier
7. tiré
8. vers
9.tué  
                      

timer
3:00

Slide 24 - Tekstslide

lire livre
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

- eventuee herhaling: 3 aspecten van rijm: Kahoot 

Slide 26 - Tekstslide

corriger 9c
1. je voudrais
2. nous irons
3. Marie fera
4. pourriez-vous
5. saurais-tu
6. ils utiliseront
7. veRRai
8. vous montreriez
9. ils aideraient
10. tout le monde viendrait
timer
1:30

Slide 27 - Tekstslide

1. Qu'est-ce qu'elle voit ?
Donne deux autres constructions interrogatives de cette phrase.

Slide 28 - Open vraag