ww Faire

Startklaar
Ik ben klaar voor de les:

  • Ik zit op mijn plek
  • Mijn jas is uit 
  • Mijn tas is op de grond/ aan mijn stoel
  • Mijn mobiel is in mijn kluis/hoteltas
  • Mijn boek en pen zijn op mijn tafel
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Startklaar
Ik ben klaar voor de les:

  • Ik zit op mijn plek
  • Mijn jas is uit 
  • Mijn tas is op de grond/ aan mijn stoel
  • Mijn mobiel is in mijn kluis/hoteltas
  • Mijn boek en pen zijn op mijn tafel

Slide 1 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'on a fait le dernier cours?
Wat hebben we de vorige les gedaan?

Slide 2 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?
  • Wat? verbe faire 
  • Hoe? klassikaal en individueel 
  • Tijd? 45 minuten
  • klaar? Leren de toetsstof 
  • Lesdoel?
Aan het eind van de les:
- Ken je het werkwoord faire
- Kun je het in verschillende situaties toepassen

Slide 3 - Tekstslide

Le verbe 'Faire'
Wat betekent faire?

Slide 4 - Tekstslide

0

Slide 5 - Video

Schrijf zoveel
mogelijk
goede vormen van faire op...
(b.v. je fais)

Slide 6 - Woordweb

tu ...
A
fais
B
fait
C
font
D
faites

Slide 7 - Quizvraag

nous ...
A
font
B
faitons
C
faites
D
faisons

Slide 8 - Quizvraag

elles ...
A
fait
B
fais
C
font
D
faites

Slide 9 - Quizvraag

Sophie ...
A
fais
B
fait
C
font
D
faites

Slide 10 - Quizvraag

vous faites
je fais
il fait
ils font
on fait
tu fais
men doet/maakt
Léa en Marc doen/maken
ik doe/maak
jullie doen/maken
jij doet/maakt
hij doet/maakt

Slide 11 - Sleepvraag

jij doet/maakt

Slide 12 - Open vraag

de leraar doet/maakt

Slide 13 - Open vraag

u doet/maakt

Slide 14 - Open vraag

mijn ouders doen/maken

Slide 15 - Open vraag

Le verbe faire : doen/maken

Slide 16 - Tekstslide

Faire du sport
  • Voor een sportnaam komt du/de la/de l'


Mannelijke sportnaam
(le karaté)
du
Je fais du karaté.
Vrouwelijke sportnaam
(la danse)
de la
Je fais de la danse.
Sportnaam met een klinker of stomme h
(l'athlétisme)
de l'
Je fais de l'athlétisme.

Slide 17 - Tekstslide

Ik voetbal.

Slide 18 - Open vraag

Je … mes devoirs.
A
fait
B
fais
C
faisons
D
font

Slide 19 - Quizvraag

Vous … du sport?
A
font
B
faisons
C
faites
D
fait

Slide 20 - Quizvraag

Combineer blauw met rood
fais
fait
font
faisons
faites
je
ils
nous
vous
il

Slide 21 - Sleepvraag

Faire + du, de la, de l', des au Présent
Je fais du foot. (le foot)
Il/elle/on fait ................................. surf.
Nous .............................. exercice de grammaire.
Tu fais ................... natation.
Vous .............................. .
Ils/elles ................................ un projet.
timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

'Faire' au Passé Composé
J'ai
Tu as
Il/elle/on a
Nous avons
Vous avez
Ils/Elles ont
fait
+

Slide 23 - Tekstslide

ai
avez
avons
as
ont
a
J'
tu
il
nous
vous
ils

Slide 24 - Sleepvraag

Faire + du, de la, de l', des au Passé Composé
J'ai fait du foot. (le foot)
Il/elle/on fait ................................. surf.
Nous .............................. exercice de grammaire.
Tu fais ................... natation.
Vous .............................. .
Ils/elles ................................ un projet.
timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide

Kan ik nu het werkwoord 'Faire' vervoegen?
Ja
Nee
Een beetje

Slide 26 - Poll

Les exercices
Maak een verhaal met het werkwoord 'faire' --> p.165
Schrijf over je ideale weekend
maak gebruik van minimaal 25 woorden

Klaar? kijk elkaar werk na + vertel je verhaal aan je tweetal.
timer
15:00

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide