H3.5 Plussen en minnen

Lesplanning
  • H3.4 Wat weet je het nog?
  • Opgaven H3.4 bespreken
  • Doelen deze les
  • Uitleg paragraaf 3.5 Plussen en minnen
  • zelfstandig werken

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning
  • H3.4 Wat weet je het nog?
  • Opgaven H3.4 bespreken
  • Doelen deze les
  • Uitleg paragraaf 3.5 Plussen en minnen
  • zelfstandig werken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen H3.4: Je weet
1. wat loonheffing is en waar deze loonheffing afhankelijk van is.
2. kan uitleggen wat er nodig is om de inkomstenbelasting te berekenen.
3. belastbare inkomen bereken (Box 1)
4. inkomstenbelasting berekenen (Box 1)
5. bijtellingen en aftrekposten te onderscheiden
4. heffingskorting is (Box 3)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet jij nog over
inkomstenbelasting BOX 1?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

BOX 1

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Brutoloon
Spreek je af met de werkgever op basis van het aantal uren en je uurloon
Loonheffing* 
(*1) Loonbelasting
(*2) premies volksverzekeringen.
Pensioen premie
Je betaalt ongeveer 25% van je brutoloon (1/3 door de werknemer en 2/3 door de werkgever) 
Voorbeeld: 25% van € 4.200 = €1.050 --> 1/3 van €1.050 = €350 betaalt de werknemer)
Nettoloon
= Brutoloon -  loonheffing (loonbelasting en premies). Dat krijg je netto uitbetaald.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 3.4:  1 t/m 11.
Vragen ?
Antwoorden: docent laat het op bord zien

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H3.5 Plussen en minnen
H3.1   Belasting en aankopen
H3.2  Belasting  en de auto
H3.3  Geld voor de gemeente
H3.4 Belastingen op inkomsten
H3.5  Plussen en minnen
H3.6 Nog een rondje boxen
H3.7 Overheidsfinanciën                      

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke inkomsten en aftrekposten en bijtellingen ken je als werknemer en als werkgever?

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

H3.4: Je weet nog?
1. wat loonheffing is en waar deze loonheffing afhankelijk van is.
2. kan uitleggen wat er nodig is om de inkomstenbelasting te berekenen.
3. belastbare inkomen bereken (Box 1) 
4. inkomstenbelasting berekenen (Box 1)
5. bijtellingen en aftrekposten te onderscheiden  
4. heffingskorting is (Box 3)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen H3.5: Je leert
1. de drie BOXEN om inkomen te werven.
       

2. Wat heffingsgrondslag is.
3. WOZ-waarde te bepalen (berekenen)                       BOX 1 
4. Eigen woningforfait te berekenen                             BOX 1
5. Aftrekposten: hypotheekrente huis, giften           BOX 1
6. Waarom BOX 1 een progressieve belastingheffing is (draagkrachtbeginsel)

Box 1 Inkomsten uit loon/eigen woning forfait en winst uit belasting eenmanszaak.
Box 2 Inkomsten uit winstuitkering (dividend) van aandeelhouders van een BV of NV
Box 3 Inkomsten uit sparen en beleggen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Box 2: aanmerkelijk belang (aandelen in bedrijven / vennootschap)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengevat BOX 1 (dit moet je kunnen!)
Van de totale heffing (=belasting) mag je de heffingskortingen afhalen. Dat scheelt weer een beetje belasting betalen!

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Inkomstenbelasting verdeel je je inkomsten uit
                                3 BOXEN
Box 1 = Inkomsten uit loon +  forfait uit eigen woning en/of winst uit eenmanszaak of vof                                  Belastbare inkomen =  Inkomen uit Box 1 -  *aftrekposten
                (inkomen waarover je echt belasting gaat betalen)  

Box 2  = inkomsten uit winstuitkering aan aandeelhouders van een BV of NV.

Box 3  = inkomsten uit sparen en beleggen
______________________________________________________________________________________________  +/+
TOTAAL AAN INKOMSTEN VAN EEN RECHTSPERSOON




*hypotheekrente, reiskosten, studiekosten + giften goede doelen  

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

€65.500
€ 66.422
Brutoloon €65.500 ,  WOZ € 290.000  
Hypotheek € 180.000 (rente p/j = 6%)    Forfait WOZ = 0,6%   overige aftrekposten €5500   en heffingskorting € 4000                                                    
Inkomen  
- Brutoloon                                             €65.500 
- Forfait        0,6% van €290.000  =    -   1.740 +/+
Aftrekposten
- Hyp.rente 6% van €180.000      =     € 11.700
- Overige aftrekposten                 =      -  5.500 -\-
______________________________________________
   Belastbare inkomen                          € 50.040
€   1.740
€ 11.70
Deel 1 Belastbare inkomen BOX 1

Slide 18 - Tekstslide

Bruto-inkomen                      € 65.500
Forfait 0,6% van 290.000 = €   1.740
______________________________________+/+
Totaal inkomen                     € 67.240              
Aftrekposten                                   
Hyp.rente 6% van 290.000  € 11.700 
Overige aftrek.p                      € 5.500
______________________________________ -/-
Belastbare inkomen               € 50.040
€19.992
€ 66.422
Bruto inkomen €65.500 ,  WOZ € 290.000  
Hypotheek €180.000(rente p/j =6%)  Forfait WOZ = 0,6%   
overige aftrekposten €5500 en heffingskorting € 4000,-                                                    
1
2
3
4
36,55 %
40,4 %
40,4 %
52 %
Belastbare inkomen  €50.040

  • 1e schijf:  36,55% van   19.992 -/-   = €   7.307,08
                                              30.048
  • 2e schijf:  40,4% van   30.048       = €  12.139,39
                                               14.800  -/-     
  • 3e schijf:  40,4% van    15.248       = €  6.160,19
     € 15.428 in de 3de schijf 33.716 t/m € 66422
  • 4e schijf      > 66.421  is er geen inkomen

  • Te betalen belasting:    +     +      =  25606,66



€ 14.800
€ 22.300
Deel 2 Inkomstenbelasting BOX 1
   Schijventarief

Slide 19 - Tekstslide

Bruto-inkomen                      € 65.500
Forfait 0,6% van 290.000 = €   1.740
______________________________________+/+
Totaal inkomen                     € 67.240              
Aftrekposten                                   
Hyp.rente 6% van 290.000  € 11.700 
Overige aftrek.p                      € 5.500
______________________________________ -/-
Belastbare inkomen               € 50.040
Bruto inkomen €65.500 ,  WOZ € 290.000  
Hypotheek € 180.000 (rente p/j = 6%)    Forfait WOZ = 0,6%   
overige aftrekposten €5500   en heffingskorting € 4000                                                    
Belastbare inkomen                       €  50.040,--
Inkomstenbelasting Box 1             €  25.606,66  -/-
Heffingskorting                              €    4.000,-    +/+  
  • algemene heffingskorting
  • arbeidskorting 
  • persoonsgebonden heffingskortingen
Deel 3 Heffings-Arbeidskorting
                    Box 1
Te betalen belasting Box 1
€  28.433,34

Slide 20 - Tekstslide

Bruto-inkomen                      € 65.500
Forfait 0,6% van 290.000 = €   1.740
______________________________________+/+
Totaal inkomen                     € 67.240              
Aftrekposten                                   
Hyp.rente 6% van 290.000  € 11.700 
Overige aftrek.p                      € 5.500
______________________________________ -/-
Belastbare inkomen               € 50.040
Draagkrachtbeginsel
Draagkrachtbeginsel ‘de sterkste dragen de zwaarste lasten’.
→ mensen met meer inkomsten betalen meer.


→ progressieve belasting → draagkrachtbeginsel

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Box 1   belasting over inkomen
  •  uit werk en eigen woning
  • uit werk is loon of nettowinst
  •  aftrekposten: je mag bepaalde kosten aftrekken van je inkomen, zodat je    minder belasting hoeft te betalen
  • uit eigen woning hebt moet je een bedrag bij je inkomen optellen, en daar moet je dus belasting over betalen

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Draagkrachtbeginsel

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Progressief belastingtarief
Het belastingpercentage wordt hoger naarmate het belastbaar inkomen toeneemt.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij progressieve belastingheffing betalen mensen met een hoger inkomen een hoger percentage belasting: bv. inkomensbelasting.

Welk begrip sluit hier het beste bij aan?
A
Profijtbeginsel
B
solidariteitsbeginsel
C
Belastingbeginsel
D
Draagkrachtbeginsel

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt belast in box 1?
A
Belastbaar inkomen uit werk
B
Belastbaar inkomen uit werk en eigen woning
C
Belastbaar inkomen uit eigen woning
D
Belastbaar inkomen uit spaargeld

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Berekenen inkomensheffing
=
=
-
+
=
bruto inkomen uit arbeid
bijtellingen
aftrekposten
belastbaar inkomen
loonheffing

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nivellerend
Denivellerend
BTW
Progressief belasting stelsel
Uitkeringen
Erfbelasting
Huursubsidie
Hypotheekrenteaftrek
Heffingskortingen
€100 voor iedereen

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nika en Patrick betalen € 300 aan gemeentelijke reinigingsheffing. Nika verdient € 40.000 en Patrick verdient € 20.000.
Is hier spraken van een progressieve of degressieve belastingheffing?
A
Progressieve belastingheffing
B
Degressieve belastingheffing

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekend het draagkrachtbeginsel?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Progressief belastingtarief (2)
Progressief tarief: naarmate je meer verdient, wordt het heffingspercentage groter → nivellerend (inkomensverschillen worden naar verhouding kleiner)  

Het schijventarief in box 1 is hier een voorbeeld van.   

Bij een progressief belastingstelsel betaal je dus ook PROCENTUEEL meer belasting bij een hoger inkomen.  

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Loonheffing
Werknemer betaalt loonheffing over loon. 
De loonheffing bestaat uit: 
a. loonbelasting en premies volksverzekeringen (zoals AOW). 
b. werknemersverzekeringen (zoals de WW) premies ingehouden.

Loonheffing = inkomstenbelasting, maar dan vooraf ingehouden door de belastingdienst. Bij de aangifte zal blijken of het betaalde bedrag voldoende is, of teveel. Je moet of bijbetalen, of je krijgt geld terug.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 
Brutoloon
- Loonheffing (= loonbelasting + premies volksverzekeringen)
- Premies werknemersverzekeringen
----------------------------------------------------------------------------------
Nettoloon



De loonheffing is een 
voorheffing van de belastingsdienst! 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 3.5:  1 t/m 13
Zelfstandig werken

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zijn de leerdoelen duidelijk geworden?
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

Deze slide heeft geen instructies