enkelvoudige en samengestelde zinnen

Grammatica
enkelvoudige en samengestelde zinnen
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Grammatica
enkelvoudige en samengestelde zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
gaan we oefenen met het herkennen van enkelvoudige en samengestelde zinnen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

enkelvoudige zinnen

- 1 persoonsvorm
- 1 onderwerp
samengestelde zinnen

- minstens 2 persoonsvormen

Slide 4 - Tekstslide

Enkelvoudig of samengesteld?
1. Verander de zin van tijd.
2. Zoek het voegwoord.
3. Wijs de hoofdzin aan.
4. Onderschikking of nevenschikking?
5. HZ + HZ / BZ + HZ / HZ + BZ

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdzin of bijzin?
hoofdzin = persoonsvorm is het eerste of tweede zinsdeel. Je kunt geen ander zinsdeel (bv. 'niet') tussen het onderwerp en de persoonsvorm plaatsen. 

bijzin = persoonsvorm staat achteraan. Er staan woorden tussen het onderwerp en de persoonsvorm of je kunt er het woordje 'niet' tussen plaatsen. 


Slide 6 - Tekstslide

Voegwoorden
nevenschikking  (HZ + HZ) = en, of, maar, want 

onderschikking (BZ + HZ / HZ + BZ) = dat, of, waar, omdat etc.

Slide 7 - Tekstslide

Ik ga vandaag sporten, want de zon schijnt. 
1. Verander de zin van tijd.
Ik ging vandaag sporten, want de zon scheen
2. Voegwoord = want
3. want = nevenschikkend (twee hoofdzinnen).
Ik ga vandaag sporten. 
De zon schijnt. 
4. Twee hoofdzinnen, dus nevenschikkend (naast elkaar).
5. HZ + HZ

Slide 8 - Tekstslide

Ik weet zeker dat het morgen mooi weer wordt. 
1. Ik wist zeker dat het morgen mooi weer werd.
2 persoonsvormen
2. voegwoord = dat
3. dat = onderschikkend (hz + bz)
hz = Ik weet zeker (pv tweede zinsdeel)
bz = dat het morgen mooi weer wordt. (pv achteraan)
4. Onderschikking (HZ + BZ)

Slide 9 - Tekstslide

Hij belt me als hij de hond gekocht heeft. (hz + hz / bz + hz / hz + bz)

Slide 10 - Open vraag

Ik ga slapen, want ik ben moe.
A
enkelvoudig
B
hz + hz
C
hz + bz
D
bz + hz

Slide 11 - Quizvraag

Sophie eet een appel, omdat ze honger heeft.
A
enkelvoudig
B
hz + hz
C
hz + bz
D
bz + hz

Slide 12 - Quizvraag

Ik weet niet of ik je wel geloof.
A
enkelvoudig
B
hz + hz
C
hz + bz
D
bz + hz

Slide 13 - Quizvraag

Ik hou van fietsen, zwemmen en wandelen.
A
enkelvoudig
B
hz + hz
C
hz + bz
D
bz + hz

Slide 14 - Quizvraag

Als je bezwaren hebt, moet je dat nu zeggen.
A
enkelvoudig
B
hz + hz
C
hz + bz
D
bz + hz

Slide 15 - Quizvraag

De dijken konden in de stormnacht het water niet tegenhouden.
A
enkelvoudig
B
hz + hz
C
hz + bz
D
bz + hz

Slide 16 - Quizvraag

Je zegt dat wel, maar is het ook zo?
A
enkelvoudig
B
hz + hz
C
hz + bz
D
bz + hz

Slide 17 - Quizvraag

We stoppen met voetballen, want de bal is lek.
A
enkelvoudig
B
hz + hz
C
hz + bz
D
bz + hz

Slide 18 - Quizvraag

Nadat ik de opleiding gevolgd had, vond ik werk.
A
enkelvoudig
B
hz + hz
C
hz + bz
D
bz + hz

Slide 19 - Quizvraag

Snap je het verschil tussen samengestelde zinnen en enkelvoudige zinnen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Wat vind je nog lastig?

Slide 21 - Open vraag

Het ontleden van samengestelde zinnen

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Is het een enkelvoudige zin of een samengestelde zin?

Slide 24 - Tekstslide

Enkelvoudige zinnen:
1. persoonsvorm
2. andere werkwoorden (hww/zww/kww)
3. zinsdeelstrepen
4. gezegde (wg of ng)
5. onderwerp
6. lijdend voorwerp
7. meewerkend voorwerp 
8. bijwoordelijke bepaling 


Slide 25 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
1. Onderstreep de persoonsvormen.
2. Is het een onderschikking of een nevenschikking?
3. Bij een nevenschikking: zet het voegwoord tussen strepen.
Bij een onderschikking: benoem de bijzin.
4. Ontleed de hoofdzin(nen) als een enkelvoudige zin.

Slide 26 - Tekstslide

Voorbeeld:
Ik ga zo leren, want morgen heb ik een toets.
Ik ga zo leren / want / morgen heb ik een toets
= nevenschikking

ow  wg   bwb  wg                      bwb          wg    ow        lv
Ik / ga / zo / leren / want /  morgen / heb / ik / een toets.
       hww         zww       vw                           zww

Slide 27 - Tekstslide

Voorbeeld 2:
Wie deze uitleg niet snapt, kan mij zo vragen stellen.
bijzin - hoofdzin
Vervang de bijzin door een woord.
Piet kan mij zo vragen stellen.  Piet = onderwerp
                      ow                             wg  mv  bwb       lv         wg
Wie deze uitleg niet snapt, kan mij    zo    vragen stellen.
                                                         hww                                  zww


Slide 28 - Tekstslide

Soort bijzin? (Wie niet op komt dagen, ) moet ik helaas een onvoldoende geven.

Slide 29 - Open vraag

Soort bijzin? (Toen er nog geen computers en tablets waren,) leerde iedereen uit boeken.

Slide 30 - Open vraag

Soort bijzin? Ik kan niet geloven, (dat Edwin en Jolien uit elkaar zijn.)

Slide 31 - Open vraag

Soort bijzin? (Als je me niet helpt), ga ik nooit slagen.

Slide 32 - Open vraag

Soort bijzin? (Wat hij precies bedoelde,) weet ik niet.

Slide 33 - Open vraag

Soort bijzin? Je moet alleen toestemming geven (aan wie een toegangsbewijs heeft.)

Slide 34 - Open vraag

Soort bijzin? Hij geeft de voorkeur (aan wat zij daarover zei).

Slide 35 - Open vraag

Snap je hoe je samengestelde zinnen kunt ontleden?
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

Wat vind je nog lastig?

Slide 37 - Open vraag