Burgerschap les 5: verkiezing organiseren

Burgerschap les 5: verkiezing organiseren
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapISK

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Burgerschap les 5: verkiezing organiseren

Slide 1 - Tekstslide

Planning
1. Herhalen vorige week
2. Uitleg opdracht
3. Zelf werken aan de opdracht

Slide 2 - Tekstslide

Welke verkiezing hebben we in Nederland NIET?
A
NAVO
B
Europees
C
Waterschap
D
Gemeente

Slide 3 - Quizvraag

Wat is campagne voeren?
A
Het tellen van stemmen na een verkiezing
B
Het controleren van politieke partijen
C
Reclame maken voor je politieke partij
D
Nieuwe minister-president kiezen

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel zetels/stoelen heeft de Tweede Kamer?

Slide 5 - Open vraag

Bij welke verkiezingen mogen jullie later stemmen als je in NL blijft?
A
Europees en landelijk
B
Landelijk en waterschap
C
Gemeente en landelijk
D
Gemeente en waterschap

Slide 6 - Quizvraag

De opdracht!

Slide 7 - Tekstslide

Wat gaan we doen? (deze les)
  1. Je vormt met 2 mensen een 'politieke' partij.
  2. Je maakt duidelijk wat jullie mening is over de thema's die de juf jullie geeft.
  3. Je maakt een poster over jullie partij als campagne. 

Slide 8 - Tekstslide

En daarna?
  • Volgende les (12-06): je maakt de poster af en bereidt een debat voor.
  • Je poster hangt in de klas zodat alle studenten het kunnen zien.
  • Les 19-06: debat en verkiezing.

Slide 9 - Tekstslide

Stellingen
Stelling 1: Wat moeten we op woensdag tijdens blok 2 doen?
Iets leuks doen of een nuttige les? --> en wat dan precies?

Stelling 2: Moet er een straf komen als je te laat komt in de ochtend en na de pauze?

Stelling 3: TaalCompleet op de computer: eigen verantwoordelijkheid of moet je het doen voordat je de toets mag maken?

Stelling 4: Mag je een toets altijd maken of moet je een minimaal aantal dagen in de les zijn geweest?

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
  1. Zoek iemand met wie je wilt samenwerken.
  2. Schrijf op wat je van iedere stelling vindt en schrijf overal minimaal 1 argument bij.
  3. Klaar? Maak een poster. In je werkboek staat wat er op je poster moet komen te staan. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide