Trabi KM2 Kap 4

 zwakke werkwoorden  
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 zwakke werkwoorden  

Slide 1 - Tekstslide

persoonlijke voornaamwoorden enkelvoud
ik = ich
jij = du
hij = er
zij = sie
het = es


Slide 2 - Tekstslide

meervoud persoonlijke voornaamwoorden
wij = wir
jullie = ihr
zij = sie
U = Sie

Slide 3 - Tekstslide

De uitgangen
werkwoord: wohnen  
stam = wohnen - en
ich wohn e
du wohn st
er/sie/es wohn t
wir wohn en
ihr wohn t
sie wohn en
Sie wohn en

Slide 4 - Tekstslide

De stam
Om een werkwoord te vervoegen begin je met het opschrijven van de stam. De stam is het hele werkwoord - en of - n.
 
wohnen - en = wohn
kaufen - en = kauf
segeln - n = segel

Slide 5 - Tekstslide

Hoe vind je de stam van een werkwoord?
A
de ik vorm
B
de hij vorm
C
het hele werkwoord -n
D
het hele werkwoord -en

Slide 6 - Quizvraag

du (kaufen)
A
kaufet
B
kaufe
C
kaufen
D
kaufst

Slide 7 - Quizvraag

ich (spielen)
A
spielt
B
spiele
C
spielen
D
gespielt

Slide 8 - Quizvraag

ihr (machen)
A
machen
B
machst
C
macht
D
machet

Slide 9 - Quizvraag


Ich (hören) gerne Musik.
A
hört
B
höre
C
hörst
D
hören

Slide 10 - Quizvraag


Ihr (kaufen) solche teuere Sachen.
A
kaufst
B
kaufen
C
kaufet
D
kauft

Slide 11 - Quizvraag


Du (besuchen) die Oma.
A
besucht
B
besuchst
C
besuchen
D
besuche

Slide 12 - Quizvraag


Ich (spielen) gern Tennis.
A
spielt
B
spiele
C
spielen
D
spielst

Slide 13 - Quizvraag


Meine Eltern (kommen) Morgen.
A
kommen
B
kommt
C
bekommst
D
komme

Slide 14 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord

Slide 15 - Tekstslide

Basisregel voor het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden
Het voltooid deelwoord wordt gevormd door: 

GE + STAM + T

Bijvoorbeeld:
hören - Wir haben es gestern schon gehört
spielen - Mein Hund hat mit meiner Katze gespielt

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord 'spielen'?
A
spielt
B
gespielt
C
gespielen
D
spielen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord 'wohnen'?
A
wohnen
B
wohnt
C
gewohnen
D
gewohnt

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord 'reisen'?
A
gereist
B
reist
C
reisen
D
gereisen

Slide 19 - Quizvraag

Voltooid deelwoord?
Wo habt ihr letztes Jahr____(wohnen)

Slide 20 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Früher habe ich viel____(tanzen = dansen)

Slide 21 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Ihr habt das Nintendo Spiel ______(kaufen).

Slide 22 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Ich habe nichts davon____(merken)

Slide 23 - Open vraag

De telwoorden 1 t/m 1.000.000

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Eerst even herhalen...

Slide 26 - Tekstslide

Welk getal ontbreekt? Schrijf dat getal voluit.
null - ... - zwei

Slide 27 - Open vraag

Welk getal ontbreekt?
zwanzig, ..................... , achtzehn

Slide 28 - Open vraag

Welk getal ontbreekt?
sechs, sieben, …, neun

Slide 29 - Open vraag

Welk getal ontbreekt?
vierzig, fünfzig, ….......................,
siebzig

Slide 30 - Open vraag

Welk getal ontbreekt?
achtzig, neunzig,..............

Slide 31 - Open vraag

Hoe schrijf je het getal 21 in het Duits op ?


A
einsundzwanzig
B
einzwanzig
C
einundzwanzig

Slide 32 - Quizvraag

Hoe schrijf je het getal 1000 in het Duits op ?
A
tausent
B
tausend
C
tousend

Slide 33 - Quizvraag

Hoe schrijf je het getal 77 in het Duits op ?
A
siebundsiebenzig
B
siebenundsiebzig
C
siebenundsiebenzig

Slide 34 - Quizvraag

Hoe schrijf je het getal 55 in het Duits op ?
A
fünfundfünfzig
B
funfundfünfzig
C
fünfundfünzig

Slide 35 - Quizvraag

Schrijf in het Duits !
500

Slide 36 - Open vraag

Schrijf in het Duits !

2000

Slide 37 - Open vraag

Schrijf in het Duits !
88

Slide 38 - Open vraag

Schrijf in het Duits !
33

Slide 39 - Open vraag

Schrijf in het Duits !
99

Slide 40 - Open vraag

Schrijf in het Duits !
77

Slide 41 - Open vraag

Schrijf in het Duits !

66

Slide 42 - Open vraag

Schrijf in het Duits !
44

Slide 43 - Open vraag

schrijf in het Duits 1000

Slide 44 - Open vraag

Hoe schrijf je :
1.000.000

Slide 45 - Open vraag