In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
H2.2 Scheiden van mengsels
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Stil lezen
10 Min Stil lezen H2.2 en/of opdrachten maken
Maken HAVO: 16(M) of 17 + 18 +
19(M) of 21 + 22
Maken VWO: 12 + 14 + 15(M) of 16(N) + 18(N) of 19(M) + 20
timer
10:00
Slide 3 - Tekstslide
Instructie
We gaan kijken naar Filtreren - Filtraat - Residu
We gaan kijken naar Extraheren - Extractiemiddel
We gaan kijken naar Rendement
Slide 4 - Tekstslide
Scheiden van een mengsel
Iedere stof bezit eigen stofeigenschappen. Op basis van deze stofeigenschappen kun je een mengsel scheiden met:
Bezinken
Filtreren
Extraheren
1.
2.
3.
Slide 5 - Tekstslide
Rendement berekenen
Antwoord
In een suikerbiet zit 25 g suiker. Helaas is de scheiding van de suiker en de bietenpulp niet volledig. Hierdoor kan er maar 17 g suiker worden uitgehaald.
Wat is het rendement van deze scheiding?
Slide 6 - Tekstslide
Zelf bestuderen:
Lezen H2.2
Namen practicumhulpmiddelen
Vouwen van een filtreerpapier
Slide 7 - Tekstslide
Zelfstandig Werken + HW:
Leren:
Vetgedrukte woorden
Maken opdracht:
HAVO: 16(M) of 17 + 18 + 19(M) of 21 + 22
VWO: 12 + 14 + 15(M) of 16(N) + 18(N) of 19(M) + 20
timer
15:00
Slide 8 - Tekstslide
Een suspensie kun je scheiden door
A
indampen
B
extraheren/ extractie
C
filtreren
D
destilleren
Slide 9 - Quizvraag
Een tweede manier om een suspensie te scheiden
A
residu
B
destillaat
C
bezinken en afschenken
D
scheiden
Slide 10 - Quizvraag
Thee zetten: Welke scheidingsmethoden zijn dit?
A
Indampen-filtreren
B
Droogkoken-extraheren
C
Extraheren-indampen
D
Extraheren-filtreren
Slide 11 - Quizvraag
Van welke scheidingsmethode(n) maken we gebruik bij het zetten van koffie?
A
Bezinken
B
Filtreren
C
Extraheren
D
Extraheren & filtreren
Slide 12 - Quizvraag
Hoe heet de vaste stof die achterblijft bij filtreren?
A
bezinksel
B
residu
C
filtraat
D
extract
Slide 13 - Quizvraag
Waar staat de juiste omschrijving
A
A = filter
B= filtraat
C = residu
B
A = filtraat
B = filter
C = residu
C
A = filter
B = residu
C = filtraat
D
A = filtraat
B = residu
C = filter
Slide 14 - Quizvraag
Stel: In 100 g koffie zit 75 mg cafeïne. Na het koffiezetten zit er 40 mg cafeïne in het filtraat. Bereken het rendement.