nieuwsbericht schrijven

Schrijven
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les:
  • kun je het schrijven van een informerende tekst voorbereiden;
  • kun je een nieuwsbericht schrijven;
  • kun je goede zoektermen gebruiken om informatie op te zoeken op internet;
  • kun je een tekst schrijven waarbij elke zin een persoonsvorm heeft.

    Slide 2 - Tekstslide

    Lesdoelen
    Aan het eind van deze les weet je...

    ... hoe je een tekst verdeeld in alinea's die een logische volgorde hebben.

    ...  wat de 5 W+H-vragen zijn.

    ... hoe je een informatief nieuwsbericht schrijft.



    Slide 3 - Tekstslide

    Toets nabespreken
    Wat ging er goed?
    Wat kan er beter?
    Heb je nog vragen?

    Tel de punten na!

    Slide 4 - Tekstslide

    Presentatie

    Slide 5 - Tekstslide

    Voorbereiding op artikel schrijven (=schrijftoets)
    Blok 4 - schrijven - les 1

    Slide 6 - Tekstslide

    Informerende tekst
    Als je een informerende tekst, een nieuwsbericht bijvoorbeeld, moet maken dan begin je niet meteen met schrijven. Je bereidt het schrijven eerst voor. Dat doe je door antwoord te geven op een aantal vaste vragen, de 5W+1H-vragen.

    Als je de vragen hebt beantwoord, dan kun je beginnen met het schrijven van je informerende tekst. In je tekst komen alle antwoorden te staan.


    Slide 7 - Tekstslide

    Slide 8 - Video

    Geef eerst antwoord op de vragen!
    Wie? …
    Wat? …
    Waar? …
    Wanneer? …
    Waarom? …
    Hoe? …

    Slide 9 - Tekstslide

    Slide 10 - Tekstslide

    WAT VOOR NIEUWS STAAT ER IN EEN KRANT? 
    • Lokaal/regionaal nieuws; TEKSTDOEL= informerend
    • Binnenlands en buitenlands nieuws = informerend
    • Sportnieuws = informerend of amuserend
    • Cultureel nieuws = amuserend of overtuigend
    • Politiek/economisch nieuws = informerend
    • Cartoons/familieberichten/ingezonden stukken/column etc. = amuserend/informerend/overtuigend

    Slide 11 - Tekstslide

     HOE SCHRIJF JE EEN ALINEA?
    • Een alinea bestaat uit een aantal zinnen die bij elkaar horen, omdat ze over hetzelfde deelonderwerp gaan.
    • De belangrijkste informatie staat in de eerste zin: KERNZIN.
    • Bijvoorbeeld in de Limburger stond onder de krantenkop bij regionaal nieuws 'Vluchtelingen in vrachtwagen op A2 bij Beek' als kernzin: "De politie heeft gisterochtend vier verstekelingen aangehouden."

    Slide 12 - Tekstslide

    DEELONDERWERPEN
    • Daarna schrijf je de informatie die je verder nog aan de lezer wilt laten weten over wat er is gebeurd of met wie of waar.
    • Bijv.: "Ze zaten in een vrachtwagen die omstreeks negen uur staande werd gehouden op de A2 ter hoogte van Beek."
    • Je begint een nieuwe alinea op een nieuwe regel als je over een ander deelonderwerp gaat schrijven, bijvoorbeeld als je uitgebreider wilt antwoorden op de vragen 'waarom' en 'hoe'.

    Slide 13 - Tekstslide

    TEKSTINDELING
    1. KOP (onderwerp: pakkende titel).
    2. Alinea 1=inleiding met deelonderwerp (bv. antwoorden op de vragen wat/wie/waar) met kernzin.
    3. Alinea 2=middenstuk met deelonderwerp (bv. antwoorden op de vragen wanneer/waarom) met kernzin.
    4. Alinea 3=slot, waarin je het artikel mooi afrond door bv. antwoord te geven op de vraag hoe het afloopt, met kernzin.

    Slide 14 - Tekstslide

    ZELF EEN KORT NIEUWSBERICHT SCHRIJVEN
    werk in 2-tallen

    Slide 15 - Tekstslide


    Schrijfhulpmiddelen:

    Woordweb

    Bouwplan

    Slide 16 - Tekstslide

    Een woordweb maken

    Wie kan mij vertellen wat een woordweb is?

    Waar gebruik je een woordweb voor?

    Slide 17 - Tekstslide

    Woordweb 

    Slide 18 - Tekstslide

    Wie is er in het nieuws?
    Kies een (bekende) persoon die nu in het nieuws is.
    Kies een onderwerp dat in het nieuws is.

    Slide 19 - Open vraag

    Maak een woordweb 


    Schrijf de naam op van de persoon waarover je wilt schrijven. Schrijf het nieuwsonderwerp op waarover je wilt schrijven.
    Omcirkel in je woordweb drie woorden waarover je zou willen schrijven. Dit zijn de deelonderwerpen voor je tekst.

    Slide 20 - Tekstslide

    Wat is er gebeurd met de persoon die je hebt gekozen?
    Hoe? Waarom? Waar? Wanneer?

    Slide 21 - Open vraag


    Wat weet je al over het onderwerp waarover je gaat schrijven?
    mindmap maken

    Slide 22 - Woordweb

    Schrijfplan
    zie Word-document.

















    Slide 23 - Tekstslide

    Schrijfplan
    Onderwerp: Waar gaat jouw artikel over?
    Inleiding: Alinea 1: waarom schrijf je dit artikel. Je laatste zin van je artikel moet een vraag zijn.
    Middenstuk: Noteer hier je deelonderwerpen. Neem voor elk deelonderwerp één alinea. Zorg voor een logische volgorde.
    Slot: Herhaal kort het belangrijkste. Geef antwoord op vraag uit je inleiding.

    Slide 24 - Tekstslide

    Aan het werk! 
    • Verzamel op internet informatie over de deelonderwerpen die je hebt gekozen.
    • Je tekst bestaat uit vijf alinea’s. In elke alinea schrijf je over een ander deelonderwerp.
    • Verdeel je tekst in vijf alinea’s.
    • Plaats ten minste één tussenkopje in je tekst. Hiermee geef je aan waar de alinea of het groepje alinea’s eronder over gaat.
    • Zet een titel boven je tekst.
    • Houd rekening met de Afspraken en regels Schrijven.

    Slide 25 - Tekstslide

    Maak jouw nieuwsbericht!
    Succes!

    Slide 26 - Tekstslide

    Lees je artikel voor!
    Klaar voor druk?
    • Pakkende titel?
    • 3 alinea's met kernzinnen en deelonderwerpen?
    • Antwoorden op alle 5 W- en H-vragen?
    • Geen hoofdletters en punten vergeten? 
    • Tussenkopje?

    Slide 27 - Tekstslide

    ONDERWERP/TIJD/HOE
    Je kiest 1 onderwerp uit de volgende 3 thema's:
    • sportwedstrijd
    • ongeluk
    • herfst
    Iedere leerling schrijft zijn artikel individueel: 10 minuten
    Er is dus geen overleg, ook niet op fluistertoon...
    Let op je spelling en nieuwe regels bij elke alinea! Tussenkopje?!

    timer
    10:00

    Slide 28 - Tekstslide