H1 Aarde in beweging - herhalingsopdrachten

H1 aarde in beweging
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H1 aarde in beweging

Slide 1 - Tekstslide

Herhalingsopdrachten p1 t/m 6
1. Uitschrijven van de leerdoelen bij elke paragraaf.
2. zinnen maken
3. welk woord weg?

Slide 2 - Tekstslide

1. uitschrijven leerdoelen
Leerdoelen 1.6
- Je weet dat in Nederland de gevolgen van platentektoniek klein zijn;
-Je begrijpt waarom in Nederland toch aardbevingen voorkomen; 
-Je kunt op een kaart van Nederland het gebied aanwijzen met de meeste aardbevingen door gaswinning

Slide 3 - Tekstslide

1. uitschrijven leerdoelen 1.6
Je weet dat in Nederland de gevolgen van platentektoniek klein zijn;
Platentektoniek: heb bewegen van aardplaten.
Gevolgen: aardbevingen, vulkanen en tsunami's.
Deze gevolgen ontstaan vooral aan de randen van aardplaten. Nederland ligt niet in de buurt van een plaatrand

Slide 4 - Tekstslide

1. uitschrijven leerdoelen 1.6
Je begrijpt waarom in Nederland toch aardbevingen voorkomen
De mens zorgt voor aardbevingen in NL. In de ondergrond zit gas. Als dat eruit wordt gehaald, zakt de bodem (schoksgewijs) in.

Slide 5 - Tekstslide

1. uitschrijven leerdoelen 1.6
Je kunt op een kaart van Nederland het gebied aanwijzen met de meeste aardbevingen door gaswinning
Gaswinning vind vooral in Groningen plaats, ten oosten van de stad Groningen. De kracht van de beving hangt samen met de hoeveelheid gas die wordt gewonnen.
Door de aardbeving: - schade aan woningen --> minder waard.
Schadeafhandeling door Nl Aardolie Maatschappij

Slide 6 - Tekstslide

1. uitschrijven leerdoelen 1.5
Je weet dat het stukje aardkorst waarop Nederland ligt niet altijd op dezelfde plek heeft gelegen.
Door platentektoniek is de aardkorst in beweging, een paar cm per jaar. 620 miljoen jaar geleden lag NL op het zuidelijk halfrond, nu op het noordelijk halfrond.

Slide 7 - Tekstslide

1. uitschrijven leerdoelen 1.5
Je begrijpt dat fossielen, steenkool, aardolie, aardgas en zout in de diepere aardlagen van NL het bewijsvormen van de reis van ons land door de tijd en over de aardbol.
fossiel: afdruk of versteend overblijfsel van planten en dieren.
steenkool: gesteente dat ontstaat als plantenresten onder hoge druk worden samengeperst.
aardgas ontstaat wanneer aardolie en aardgas warm worden. 


Slide 8 - Tekstslide

1. uitschrijven leerdoelen 1.5
Je begrijpt dat fossielen, steenkool, aardolie, aardgas en zout in de diepere aardlagen van NL het bewijsvormen van de reis van ons land door de tijd en over de aardbol.
aardolie is ontstaan uit dode plankton in tropische zeeën.
Steenzout is ontstaan doordat NL een binnenzee had die door het droge klimaat indampte, waarbij het zout dat overbleef, steeds dikker werd.

Slide 9 - Tekstslide

1. uitschrijven leerdoelen 1.5
Je begrijpt dat fossielen, steenkool, aardolie, aardgas en zout in de diepere aardlagen van NL het bewijsvormen van de reis van ons land door de tijd en over de aardbol.
steenkool is ontstaan toen NL op de evenaar lag en een tropisch klimaat had, steenzout is ontstaan toen NL iets ten noorden van de evenaar lag en een woestijnklimaat had. Deze lagen zitten in de NL bodem

Slide 10 - Tekstslide

1. uitschrijven leerdoelen 1.5
Je kunt op een wereldkaart aanwijzen welke reis NL over de aardbol heeft gemaakt.
Langer dan 330 miljoen jaar geleden lag NL op het zuidelijk halfrond, 330 miljoen jaar geleden lag NL op de evenaar, 275 miljoen jaar geleden lag NL iets ten noorden van de evenaar en nu ligt NL op 52 gr NB.

Slide 11 - Tekstslide

1. uitschrijven leerdoelen 1.4
1.Je weet wat een tsunami is en wat de gevolgen van tsunami's kunnen zijn.
Een tsunami is een enorme vloedgolf, die ontstaat door een aardbeving in de zeebodem.

Slide 12 - Tekstslide

1. uitschrijven leerdoelen 1.4
2. Je begrijpt hoe tsunami's ontstaan en waarom de gevolgen voor mensen in arme landen verschillen van die voor bewoners in rijke landen.
Na een zeebeving in diep zeewater ontstaan lage golven die met een hoge snelheid richting kust gaan. De voorkant van de golf remt af doordat de bodem oploopt (grondeffect). De achterkant heeft nog snelheid, zodat het de voorkant inhaalt. 

Slide 13 - Tekstslide

1. uitschrijven leerdoelen 1.4
Door het klimmen van de golf wordt het water aan de voorkant teruggezogen, waardoor de kustlijn zich terugtrekt.
Het gevolg is een enorme muur van water die verwoestend is. Deze komt met evenveel kracht weer terug naar zee, wat ook verwoestend is.

Slide 14 - Tekstslide

1. uitschrijven leerdoelen
Rijke landen kunnen zich beter beschermen tegen tsunami's dan arme landen, bijv. door een goed werkend waarschuwingssysteem.

Slide 15 - Tekstslide

1. uitschrijven leerdoelen 1.4
3. Je kunt op een kaart de kusten aanwijzen die door tsunami's getroffen kunnen worden.
Tsunami's ontstaan bij een aardbeving in de zee. Dit gebeurt op plaatsen waar subductie plaatsvind, bijv. voor de kust bij Japan, Indonesië en de westkust van Zuid-Amerika.

Slide 16 - Tekstslide

2. Zinnen maken
Maak een zin van de volgende begrippen:
a. platentektoniek - vulkanen - pyroclastische stroom.
b. delfstof - steenzout - steenkool - Nederland
c. lava - magma - subductie

Slide 17 - Tekstslide

2. Zinnen maken
Maak een zin van de volgende begrippen:
a. platentektoniek - vulkanen - pyroclastische stroom.
Vulkanen ontstaan door platentektoniek en bij een uitbarsting kan er een pyroclastische stroom uit de vulkaan naar beneden denderen.

Slide 18 - Tekstslide

2. Zinnen maken
Maak een zin van de volgende begrippen:
b. delfstof - steenzout - steenkool - Nederland
Steenzout wordt in Nederland uit de grond gehaald en is een delfstof, evenals steenkool, maar dat wordt niet meer gedolven.

Slide 19 - Tekstslide

2. Zinnen maken
Maak een zin van de volgende begrippen:
c. lava - magma - subductie
Bij subductie ontstaat er meer magma in de mantel, maar als een vulkaan uitbarst komt het via de korst naar buiten en heet het lava.

Slide 20 - Tekstslide

3. Welk woord weg?
Van elk rijtje woorden hoort er 1 woord niet bij. Leg uit waarom dit woord er niet bijhoort en waarom de andere woorden wel bij elkaar horen.               voorbeeld:
fiets - auto - taxi - trein
Fiets, waar die heeft trappers en vervoer met auto, taxi en trein is voor meerdere mensen. Of: trein, daar kunnen heel veel mensen in vervoerd worden, bij de andere 1 tot 7 mensen.

Slide 21 - Tekstslide

3. Welk woord weg?
a. aardkern - aardkorst - aardmantel - lava
b. schaal van Richter - epicentrum - hypocentrum - aardbeving.

Slide 22 - Tekstslide

3. Welk woord weg?
a. aardkern - aardkorst - aardmantel - fossiel
fossiel hoort er niet bij, dat is een versteende afdruk van een plant of dier, terwijl aardkern, aardkorst en aardmantel onderdelen van de aarde zijn.
Of:  aardmantel hoort er niet bij, dit is de stroperige  (vloeibare) gesteentelaag onder de aardkorst, terwijl de andere 3 gesteenten hard zijn.

Slide 23 - Tekstslide

3. Welk woord weg?
b. schaal van Richter - epicentrum - hypocentrum - aardbeving.
Schaal van Richter meet de kracht van een aardbeving, in het epicentrum waar de beving het sterkst is. Hypocentrum hoort er niet bij omdat dat in de aarde is.

Slide 24 - Tekstslide

4. Oorzaak - gevolg
a. aardgasboring
b. aardgas onttrekking aan de bodemlagen
c. de zwaartekracht doet zijn werk
d. er ontstaat ruimte in de laten waar gas is onttrokken
e. mensen voelen aardbevingen
f. plotselinge verzakkingen langs breuklijnen

Slide 25 - Tekstslide

4. Oorzaak - gevolg
a. aardgasboring
b. aardgas onttrekking aan de bodemlagen
c. er ontstaat ruimte in de lagen waar gas is onttrokken
d. de zwaartekracht doet zijn werk
e. plotselinge verzakkingen langs breuklijnen
f.  mensen voelen aardbevingen
antwoord: a-b-d-c-f-e

Slide 26 - Tekstslide