In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat denk je dat het thema is geworden als je naar de vorige dia kijkt?
Slide 2 - Open vraag
Thema: krachten
NASK periode 5
Slide 3 - Tekstslide
welke krachten ken jij al? Of wat weet je over krachten?
Slide 4 - Woordweb
Wat gaan we deze periode leren?
les 1: Krachten om je heen.
les 2: Wat is kracht?
les 3: Waar komen krachten vandaan?
les 4: Zwaartekracht, gewicht en massa.
les 5: Hefboom.
les 6: Herhalen.
les 7: Toets.
Slide 5 - Tekstslide
keuzeopdracht
Opdracht 1:
Woordzoeker
Opdracht 2:
Krachten met voorbeeld benoemen en lijnen trekken naar het plaatje.
Slide 6 - Tekstslide
les 1
Doel van les 1:
1. Aan het eind van de les kan ik 5 soorten krachten benoemen;
2. Aan het eind van de les kan ik benoemen welke kracht ik waarvoor gebruik.
Slide 7 - Tekstslide
krachten om je heen.
Het woord kracht gebruik je in veel situaties.
Bijvoorbeeld als je zegt: 'daar heb ik veel kracht voor nodig.'
Of 'de boot vaart op volle kracht.'
Maar wat is kracht eigenlijk?
Met kracht kun je iets doen...
Slide 8 - Tekstslide
Wat kun je met kracht?
Met veel kracht, kun je veel doen, met weinig kracht, kun je weinig doen.
Om kracht te gebruiken heb je energie nodig.
Dit is niet alleen bij mensen, maar ook bij dieren en bijvoorbeeld motoren.
Een vrachtauto is veel sterker dan een bromfiets en heeft dus meer energie (brandstof) nodig.
Slide 9 - Tekstslide
Werken met krachten.
Vele kleintjes maken één grote...
Daar wordt mee bedoeld:
Dat als je slim bent, je met weinig kracht toch grote dingen kunt doen.
Denk aan de hefboom => hier komen we op terug in les 5.
Slide 10 - Tekstslide
Soorten krachten
Zwaartekracht
Elektrische kracht
Spierkracht
Magnetische kracht
Wrijvingskracht
Veerkracht
Trekkracht of duwkracht
Windkracht
Slide 11 - Tekstslide
Zwaartekracht:
Elektrische kracht:
Spierkracht:
Zwaartekracht is een natuurkracht. Als bijvoorbeeld een appel van de boom losraakt valt hij altijd recht naar beneden.
Dit komt door de zwaartekracht en trekt naar beneden.
Tussen twee geladen voorwerpen ontstaat een kracht die ervoor zorgt dat de twee voorwerpen elkaar aantrekken of juist afstoten.
Kracht die je gebruikt vanuit je spieren.
Slide 12 - Tekstslide
Magnetische kracht:
Wrijvingskracht:
Kracht die wordt veroorzaakt door een magnetisch veld. Bijvoorbeeld: bij een magneet of een elektromagneet. Een magneet op de koelkast.
Het verschijnsel waarbij weerstand ontstaat wanneer twee oppervlakken langs elkaar schuiven, terwijl ze tegen elkaar aan gedrukt worden. Denk aan een lucifer die je langs het doosje strijkt.
Slide 13 - Tekstslide
Veerkracht:
Trek-of duwkracht:
Dwars over een plank is een elastiek gespannen waarmee je een munt kunt wegschieten. Hierbij wordt veerenergie omgezet in bewegingsenergie van de munt.
Drukkrachten zijn krachten die het materiaal in elkaar drukken. Trekkrachten zijn de krachten die het materiaal uitrekken. Drukkracht wordt ook wel duwkracht genoemd. Bijvoorbeeld als je iets wilt verplaatsen (tafel verzetten).
Slide 14 - Tekstslide
windkracht
In het volgende stukje gaan we verder met welke krachten we wanneer gebruiken.
Welke krachten =>
Windkracht is de kracht die achter de wind zit en die ervoor zorgt dat de wind beweegt. Bijvoorbeeld als je gaat windsurfen, dan heb je de wind nodig om voort te bewegen op het water.