2BKA- Meer dan Lezen - §6 Feit, mening, standpunt & argument 2
Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2
In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
Slide 1 - Tekstslide
Welkom
Ga rustig zitten volgens de plattegrond. Geen discussie.
Leg je huiswerk, iPad, boek, schrift en pen voor je. Log alvast in op deze LessonUP.
timer
3:00
Slide 2 - Tekstslide
Wat weet je nog van de vorige les?
Vorige les
Slide 3 - Tekstslide
Start les
Nakijken opdracht 2 & 3 (blz. 32-33)
Klaar? Maken opdracht 4 & 5 (blz. 33-34)
Hoe? Zelfstandig & in stilte.
timer
5:00
Slide 4 - Tekstslide
Planning
Uitleg werkwoordspelling
Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 1 - Meer dan lezen
1. Huiswerk nakijken + opdrachten maken
2. Uitleg: feit, mening, standpunt & argument
3. Video & vragen
4. Opdrachten maken
5. Afsluiting
Slide 5 - Tekstslide
Je kunt feiten, meningen, standpunten en argumenten herkennen.
Lesdoelen
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Is een uitspraak over iets wat waar of niet waar is.
Je kunt een feit altijd controleren.
De toetsweek start morgen.
Een feit
Slide 8 - Tekstslide
Een mening (ook wel standpunt) is een uitspraak over wat iemand vindt of hoe iemand ergens over denkt. Je kunt het met een mening eens of oneens zijn. Je herkent meningen aan signaalwoorden: Ik vind dat... Naar mijn mening... Volgens mij...
Een mening
Slide 9 - Tekstslide
Een standpunt = een houding die je aanneemt ten aanzien van een vraagstuk. Vaak kun je het ergens mee eens of oneens zijn.
Een argument = een feit dat jouw standpunt ondersteunt. Met goede argumenten maak je duidelijk waarom je een bepaald standpunt inneemt.
Standpunt en argument
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Wat is denk je de mening van de presentator over dierentuinen? Geef hiervoor ook een argument.
Slide 13 - Open vraag
Geef je eigen mening over dierentuinen & ondersteun je mening met een argument.
Slide 14 - Open vraag
00:52
Noteer de mening die je net hoorde.
Slide 15 - Open vraag
02:37
Er zijn net heel veel feiten genoemd. Noteer er minimaal 2.
Slide 16 - Open vraag
03:24
Geef twee argumenten waarom mensen het niet goed vinden dat de dieren trucjes moeten doen in de dierentuin.
Slide 17 - Open vraag
04:14
Waarom mochten de bezoekers meekijken terwijl Marius aan de leeuwen werd gevoerd? Noem twee redenen.
Slide 18 - Open vraag
04:51
Wat zijn reservedieren?
Slide 19 - Open vraag
05:36
Feit blijft wel dat... Wat is altijd een feit over de dierentuin?
Slide 20 - Open vraag
Aan het werk
Wat?
Oefentoets maken.
Hoe?
Zelfstandig
Hulp
De 4 B's, theorie in je boek of het vraagteken.
Tijd
Tot aan het einde van de les, niet af = huiswerk.
Klaar?
Verder werken aan Cursus Woordenschat:
Kopen, internationaal, klimaat, schooltaalwoorden
timer
20:00
Slide 21 - Tekstslide
Vragende voornaamwoorden
Er zijn vier vragende voornaamwoorden (vrag.vnw): wie, wat, welk(e), wat voor (een).
Een vrag.vnw staat meestal aan het begin van een vraag. Welke spieren train je met hardlopen?
Wanneer een vrag.vnw midden in een zin staat, kun je er een vraag van maken waarin het vragend voornaamwoord vooraan komt te staan.
Weet jij wie er morgen op je verjaardag komen Wie komen er vanavond op je verjaardag, weet jij dat? Wie = vragend voornaamwoord
Heb je nog vragen?
Slide 22 - Tekstslide
- Pak je materiaal voor: Nederlands boek + schrift
Paragraaf 5
Hoofd- en bijzaken
Paragraaf 6
Feit, mening, standpunt & argument
Voordat we beginnen:
Slide 23 - Tekstslide
Wat is echt belangrijk in een tekst?
Je gaat zo een van de twee korte teksten lezen. Je kiest een van deze twee:
📘 één over het veld van SC Cambuur
Daarna geef je antwoord op twee vragen:
Wat zijn de hoofdzaken – waar gaat het écht om?
Wat zijn de bijzaken – welke dingen zijn extra, maar niet het belangrijkste? Schrijf je antwoorden op in de tabel.
timer
6:00
Slide 24 - Tekstslide
Startopdracht
Verzin een nieuwsbericht van 5 zinnen, alsof jij een verslaggever bent! Gebruik één duidelijke hoofdzaak (waar gaat het echt om?) Voeg minstens twee bijzaken toe (leuke weetjes of details)
Bedenk een titel die past bij jouw artikel
💡 Extra uitdaging: Gebruik beeldtaal (bijv. "het gras lag er strakker bij dan ooit"
timer
7:00
Slide 25 - Tekstslide
Vandaag
Nakijken
Basis: opdracht 4 (blz. 39)
Kader: opdracht 4 & 5 (blz. 33-34) - zie LessonUp
Maken
Basis: opdracht 6 (blz. 40-41)
Kader: opdracht 7 (blz. 35-36)
Klaar? Werk verder aan Cursus Woordenschat.
timer
15:00
Slide 26 - Tekstslide
prijzige
automatisch
nieuwsbulletin
kunstmatige
uiteraard
dure
nieuwsbericht
onnatuurlijke, nagemaakte
vanzelfsprekend
zelfwerkend
Opdr.
4
Slide 27 - Tekstslide
Opdracht 5 (p. 33/34)
Lees tekst 3 oriënterend.
Slide 28 - Tekstslide
1. Wat is het onderwerp van tekst 3?
A
Airpods
B
een onderzoek
C
een winactie
D
muziek
Slide 29 - Quizvraag
2. Wat is het tekstdoel van tekst 3?
A
activeren om met de wedstrijd mee te doen
B
informeren over een wedstrijd
C
instrueren hoe de wedstrijd werkt
D
overtuigen hoe belangrijk de wedstrijd is
Slide 30 - Quizvraag
Opdracht 5 (p. 33/34)
3. Welke onderstreepte zinnen zijn bijzaken? Noteer de letters.
c en d
4. Wat is volgens alinea 2 een virtuele avatar?
Een poppetje dat jou vertelt wat je moet weten, zonder dat je het hele artikel hoeft te lezen.
Slide 31 - Tekstslide
Opdracht 5 (p. 33/34)
3. Welke onderstreepte zinnen zijn bijzaken? Noteer de letters.
c en d
4. Wat is volgens alinea 2 een virtuele avatar?
Een poppetje dat jou vertelt wat je moet weten, zonder dat je het hele artikel hoeft te lezen.
Slide 32 - Tekstslide
5. Welk signaalwoord van volgorde staat in alinea 3?
eerst
(3) In het onderzoek krijg je eerst een kort fragment uit een nieuwsbulletin van Metro te zien met een automatisch gegenereerde kunstmatige stem. We willen van jou graag weten hoe je het vindt om nieuws in deze vorm te bekijken. Het gaat dus niet om het nieuws zelf.
(d) Maar bijvoorbeeld om wat je ziet en hoe het klinkt.
Hier kun je meedoen aan het onderzoek. Dat kan tot en met vrijdag 20 augustus 23.59 uur.
Slide 33 - Tekstslide
6. Welk synoniem voor ‘irritante’ (al. 1) staat in alinea 4?
vervelende
4) (e) Aan het einde krijg je de optie om je mailadres achter te laten als je mee wilt doen aan de loting. Vul je mailadres in als je de AirPods wilt winnen. Dat is uiteraard optioneel, maar als je dat níet doet, kun je niet meedoen aan de winactie. Je antwoorden worden niet aan je mailadres gekoppeld en je krijgt daarna ook geen vervelende mailtjes van ons. Wel kun je je nog inschrijven voor onze nieuwsbrief, dan ontvang je elke donderdag om 16.00 uur het leukste nieuws van Metro. Deze week zitten er zelfs drie winacties in de nieuwsbrief.
Slide 34 - Tekstslide
Opdracht 5 (p. 33/34)
7. In alinea 3 staat ‘een automatisch gegenereerde kunstmatige stem’. Noteer een voorbeeld van een plek waar je zo’n stem zelf wel eens hoort..
Bijvoorbeeld: in de lift, in de auto
Slide 35 - Tekstslide
Opdracht 5 (p. 33/34)
8. Lijkt het jou handig als een poppetje jou het nieuws voorleest of lees je het nieuws liever zelf? Leg uit waarom je dat vindt.
Bijvoorbeeld:
Ik lees het nieuws liever zelf, want ik vind de stemmen van de poppetjes vervelend.
Ik hou niet van lezen en vind het gemakkelijker om voorgelezen te worden.
Slide 36 - Tekstslide
Opdracht 5 (p. 33/34)
9. In alinea 4 staat dat het invullen van je mailadres optioneel is. Moet je je mailadres invullen als je niet wilt meedoen? Leg uit waarom wel of niet.
Nee, dan hoef je het niet in te vullen.
Eigen antwoord: Bijvoorbeeld:
Ze hebben mijn adres niet nodig, omdat ik toch niet win.
Slide 37 - Tekstslide
Opdracht 5 (p. 33/34)
10. Leg in eigen woorden uit wat je moet doen om mee te doen aan het onderzoek.
Je moet op hier klikken en dan naar een fragment van Metro luisteren. Daar moet je je mening over geven. Daarna vul je je e-mailadres in.
Slide 38 - Tekstslide
11. Wat is de hoofdgedachte van tekst 3?
A
Doe mee aan ons korte onderzoek als je de Airpods wilt winnen
B
In de nieuwsbrief staan zelfs drie winacties.
C
Muziek luisteren via oortjes met een draadje is ouderwets.
Slide 39 - Quizvraag
- Pak je materiaal voor: Nederlands boek + schrift
Paragraaf 6
Feit, mening, standpunt & argument
Voordat we beginnen:
timer
5:00
Slide 40 - Tekstslide
Planning
Uitleg werkwoordspelling
Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 1 - Meer dan lezen
1. Herhalingsvideo
2. Startopdracht
3. Huiswerk nakijken
4. Opdrachten maken
5. Afsluiting
Slide 41 - Tekstslide
Startopdracht
a. Noteer of de zin een feit of een mening is. b. Maak van een mening een feit & van een feit een mening.
Voorbeeld: In Nederland wonen meer dan 17 miljoen mensen.
--> Ik vind dat er te veel mensen in Nederlands wonen.
1. In Nederland regent het gemiddeld 120 dagen per jaar.
2. Drie toetsen in één week is echt veel te veel!
3. Ik vind het belachelijk dat je je telefoon moet inleveren bij binnenkomst.
4. Veel jongeren gebruiken sociale media elke dag.