,

2BK - Meer dan Lezen - §6 Feit, mening, standpunt & argument


Paragraaf 6
Feit, mening, standpunt & argument

BASTA
timer
1:00
Startopdracht
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Paragraaf 6
Feit, mening, standpunt & argument

BASTA
timer
1:00
Startopdracht

Slide 1 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 1 - Meer dan lezen
1. Startopdracht bespreken
2. Terugblik afgelopen lessen
2. Uitleg: feit, mening, standpunt & argument 
3. Video & vragen
4. Opdrachten maken
5. Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

  • Je kunt feiten, meningen, standpunten en argumenten herkennen. 
Lesdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Is een uitspraak over iets wat waar of niet waar is. 
Je kunt een feit altijd controleren

De toetsweek start volgende week.

Een feit

Slide 4 - Tekstslide

Een mening (ook wel standpunt) is 
een uitspraak over wat iemand vindt 
of hoe iemand ergens over denkt.
Je kunt het met een mening 
eens of oneens zijn
.

Je herkent meningen aan signaalwoorden: Ik vind dat... Naar mijn mening... Volgens mij...
Een mening

Slide 5 - Tekstslide

Een standpunt = een houding die je aanneemt ten aanzien van een vraagstuk. Vaak kun je het ergens mee EENS of ONEENS zijn.

Een argument = ondersteunt jouw standpunt. 
Met goede argumenten maak je duidelijk waarom je een bepaald standpunt inneemt.
Standpunt en argument

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide


Wat is een feit
A
Iets wat jij ervan vindt
B
Iets wat je kunt controleren.
C
Extra uitleg bij je mening
D
Iets wat waar is of niet waar is

Slide 8 - Quizvraag


Wat is een argument?
A
iets dat waar is of niet waar.
B
Uitleg bij een mening,
C
Hoe je over iets of iemand denkt.
D
Dit kun je controleren.

Slide 9 - Quizvraag


Wat is een mening?
A
Iets wat jij ervan vindt.
B
Iets wat je kunt controleren.
C
Iets wat waar is of niet waar is.
D
Je kunt het hiermee eens of oneens zijn.

Slide 10 - Quizvraag


Wat is een standpunt?
A
iets wat waar is of niet waar.
B
Dit kun je controleren.
C
Hoe je over iets of iemand denkt.
D
Uitleg bij je mening

Slide 11 - Quizvraag

Bedenk je standpunt en 2 argumenten die daarbij aansluiten.
'Ik vind het belachelijk dat de telefoon op school in het kluisje moet!'

Slide 12 - Open vraag

Bedenk je standpunt en 2 argumenten die daarbij aansluiten.
'Drie toetsen in één week is echt veel te veel!'

Slide 13 - Open vraag

Iedereen heeft recht op zijn standpunt.
Zeker, diversiteit van gedachten is belangrijk.
Sommige standpunten zijn te extremistisch.
Iedereen moet zijn mening delen.
Niet altijd, sommige standpunten zijn onjuist.

Slide 14 - Poll

Argumenten moeten altijd gefundeerd zijn op feiten.
Helemaal mee eens, feiten zijn essentieel.
Soms zijn persoonlijke ervaringen ook waardevol.
Argumenten hoeven niet altijd feitelijk te zijn.
Ik denk dat gevoel ook telt.

Slide 15 - Poll

Feiten zijn belangrijker dan meningen.
Eens, feiten zijn objectief.
Oneens, meningen zijn subjectief.
Feiten ondersteunen meningen vaak.
Beide zijn even belangrijk.

Slide 16 - Poll

Feit of mening? Gebruik hiervoor het rood/groene kaartje. 

1. In Nederland regent het gemiddeld 120 dagen per jaar. 

2. Drie toetsen in één week is echt veel te veel!

3. Ik vind het belachelijk dat je telefoon in de kluis moet op school.

4. Veel jongeren gebruiken sociale media elke dag. 


Slide 17 - Tekstslide

0

Slide 18 - Video

Geef je eigen mening over dierentuinen & ondersteun je mening met een argument.

Slide 19 - Open vraag

prijzige
automatisch
nieuwsbulletin
kunstmatige
uiteraard
dure
nieuwsbericht
onnatuurlijke, nagemaakte
vanzelfsprekend
zelfwerkend
Opdr.
4

Slide 20 - Tekstslide

Startopdracht
Verzin een nieuwsbericht van 5 zinnen, alsof jij een verslaggever bent! Gebruik één duidelijke hoofdzaak (waar gaat het echt om?) Voeg minstens twee bijzaken toe (leuke weetjes of details)

Bedenk een titel die past bij jouw artikel
💡 Extra uitdaging: Gebruik beeldtaal (bijv. "het gras lag er strakker bij dan ooit"


timer
7:00

Slide 21 - Tekstslide