V5 formuleren

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Theorie 
Van twee hoofdzinnen kun je in sommige gevallen een samentrekking maken

1a.Jan pakt zijn tas en Jan pakt zijn jas. (2 hoofdzinnen)
1b. Jan pakt zijn tas en zijn jas (2 samengetrokken hoofdzinnen)

We hebben in Antwerpen gewinkeld en we hebben veel leuke kleren gekocht. 
(2 hoofdzinnen)

We hebben in Antwerpen gewinkeld en veel leuke kleren gekocht. 
(samengetrokken hoofdzinnen)






Slide 2 - Tekstslide

Theorie
Je mag namelijk niet samentrekken als:

1. Er verschil in zinsdeel is.
2. Er verschil in woordsoort is.
3. Er verschil in betekenis is.



Slide 3 - Tekstslide

Verschil in zinsdeel

De saxofoniste stond op het podium en werd een bos bloemen overhandigd. 
(Saxofoniste is in de eerste hoofdzin het onderwerp, maar in de tweede hoofdzin een meewerkend voorwerp)

Verbeterde zin:
De saxofoniste stond op het podium en aan haar werd een bos bloemen overhandigd.


Slide 4 - Tekstslide

Verschil in woordsoort
Ik wil graag naar Spanje op vakantie en in Griekenland wonen.
(Het werkwoord 'wil' in in de eerste hoofdzin een zelfstandig werkwoord, maar in de tweede hoofdzin een hulpwerkwoord)

Dit soort fouten verbeter je door weggelaten woord(en) weer terug in de zin te plaatsen. 

Ik wil graag naar Spanje op vakantie en in Griekenland wil ik wonen.





Slide 5 - Tekstslide

Verschil in betekenis

Zij maakte eerst het bed op en daarna zichzelf.
(In de eerste hoofdzin heeft het woord opmaken (het bed opmaken) een andere betekenis dan in de tweede hoofdzin (zich opmaken). 

Ook dit verbeter je door het weggelaten woord weer terug te plaatsen. 

Zij maakte eerst het bed op en daarna maakte ze zichzelf op.





Slide 6 - Tekstslide

Stappenplan samentrekking controleren

1. Maak de zinnen 'volledig' door de samentrekking ongedaan te maken. 
Je schrijft de zinnen dus weer voluit, met herhalingen erin.
2. Stel vast welk(e) woord(en) zijn samengetrokken.
3. Controleer of de samentrekking correct of incorrect is (zinsdeel, woordsoort, betekenis).
4. Verbeter de samentrekking als die foutief is.

Slide 7 - Tekstslide

Foutieve samentrekking of niet?

Jan geeft weinig om Marieke, maar wel heel veel aandacht.
A
foutieve samentrekking
B
goede samentrekking

Slide 8 - Quizvraag

Welk soort foutieve samentrekking?

Jan geeft weinig om Marieke, maar wel heel veel aandacht.
A
Verschil in zinsdeel
B
Verschil in woordsoort
C
Verschil in betekenis

Slide 9 - Quizvraag

Foutieve samentrekking of niet?

Mireille heeft haar vriendin gefeliciteerd en ook een cadeau gegeven.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 10 - Quizvraag

Welk soort foutieve samentrekking?

Mireille heeft haar vriendin gefeliciteerd en ook een cadeau gegeven.
A
Verschil in zinsdeel
B
Verschil in woordsoort
C
Verschil in betekenis

Slide 11 - Quizvraag

Verbeter de foutieve samentrekking.

Mireille heeft haar vriendin gefeliciteerd en ook een cadeau gegeven.

Slide 12 - Open vraag

Korte toelichting
'haar vriendin' was in de eerste hoofdzin het lijdend voorwerp. In de tweede hoofdzin was 'aan haar vriendin' het meewerkend voorwerp. Vandaar dat 'haar vriendin' niet weggelaten mag worden in deze samentrekking.

Slide 13 - Tekstslide

Foutieve samentrekking of niet?
Zijn broek kost 100 euro en vind ik zo lelijk!
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 14 - Quizvraag

Foutieve samentrekking of niet?

De clown trok zijn kleren uit en zich niets van zijn publiek aan.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 15 - Quizvraag

Welk soort foutieve samentrekking?

De clown trok zijn kleren uit en trok zich niets van zijn publiek aan.
A
Verschil in zinsdeel
B
Verschil in woordsoort
C
Verschil in betekenis

Slide 16 - Quizvraag

Foutieve samentrekking of niet?
Hij geeft zijn dochter een dropje en zijn zoon een lolly.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 17 - Quizvraag

Foutieve samentrekking of niet?

Streekromans interesseren me niet en lees ik dus niet.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 18 - Quizvraag

Welk soort foutieve samentrekking?

Streekromans interesseren me niet en lees ik dus niet.
A
Verschil in zinsdeel
B
Verschil in woordsoort
C
Verschil in betekenis

Slide 19 - Quizvraag

korte toelichting
In de eerste hoofdzin was 'streekromans' het onderwerp en in de tweede hoofdzin het lijdend voorwerp.

Slide 20 - Tekstslide

Verbeter de foutieve samentrekking:
Streekromans interesseren me niet en lees ik dus niet.

Slide 21 - Open vraag

Foutieve samentrekking of niet?
Zij wordt geaccepteerd en arts.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking:

Slide 22 - Quizvraag

Welk soort foutieve samentrekking?

Zij wordt geaccepteerd en arts.
A
Verschil in zinsdeel
B
Verschil in woordsoort
C
Verschil in betekenis

Slide 23 - Quizvraag

Korte toelichting
'Wordt' is in de eerste hoofdzin een hulpwerkwoord. In de tweede zin is 'wordt' echter een koppelwerkwoord.

Slide 24 - Tekstslide

Foutieve samentrekking of niet?
Ik heb een fiets gekregen en uitgeprobeerd op mijn verjaardag.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 25 - Quizvraag

Hoe goed ken jij de theorie over de (foutieve) samentrekking?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Slide 27 - Video

Opdracht: oefenen met foutieve beknopte bijzinnen
Maak de opdracht in twee- of drietallen

Slide 28 - Tekstslide

Hoe goed ken jij de theorie over de (foutieve) beknopte bijzin?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll