Minor A1 Unidad 2_do 11 febr_Chantal

• Spaans
• HBO
• Studiejaar 1

Minor A1,  Con Gusto Unidad 2 

1. Alle woorden die eindigen op een klinker of op -n of -s:  

   klemtoon op de één na laatste lettergreep 

 

2. Alle woorden die eindigen op een medeklinker,  

    behalve -n, -s: klemtoon op de laatste lettergreep. 

 

3. Tenzij anders aangegeven door een accent.

Soy vuestra profesora de español los jueves

Bienvenidos 

 

¿Quién soy?

¿Preguntas sobre los deberes?

La clase

Wees op tijd (13.00 uur starten we) ->  camera's aan ;-)

We starten altijd met een korte herhaling van de vorige les. Je kunt dan vragen stellen over de stof. Tijdens de les wisselen we de uitleg en werken/toepassen in groepjes af. 

¿Qué recuerdas?

herhaling regelmatige ww op -AR TB p.12

persoonlijke vn.

estudiar

1.  estudio

2. estudias

3. estudia

1.  estudiamos

2. estudiáis

3. estudian

1.  ik

2. jij

3. hij, zij, u

1.  wij

2. jullie

3. zij, u  

1. yo

2. tú

3. él, ella, usted

1. nosotros/as

2. vosotros/as

3. ellos, ellas, ustedes

comprar

1.

2.

3.

1.

2.

3.

.

we gaan verder met Unidad 1

Nr. 9 en 10 TB p. 14+15

-naar de betekenis van woorden vragen

-het bepaald lidwoord

¿Qué significa? p.14

TB 9a. Leemos en voz alta

"el español, una lengua con historia" 

-welke woorden begrijp je al? Onderstreep ze !

-welke woorden ken je niet?

usa el español ;-)

¿Qué significa? p.14

¿Qué significa...?                        -     ... significa ...

¿"Taza" significa "kopje"?        -     Sí, "taza" significa "kopje".

¿"Taza" significa "olie"?            -     No, "taza" significa "kopje".

¿"Taza" significa "kopje"?        -     No sé.

el aceite

olie

la naranja

de sinaasappel

el arroz

de rijst

la fruta

het fruit

la jirafa

de giraffe

El artículo determinado Nr. 10 TB p.15

singular y plural 

Mannelijke woorden eindigen meestal op - o.

Vrouwelijke woorden eindigen meestal op -a evenals woorden op -ción en -dad

Zelfstandige naamwoorden op -e of medeklinker kunnen mannelijke of vrouwelijk zijn.

singular           el teatro                                la palabra

                                   el hotel                                  la universidad 

   plural                los teatros                          las palabras

                                          los hoteles                            las universidades 

trabajar en grupos I -  30 minutos

Maak  samen oefening 13,14 en 15 WB unidad 1

tijd over? Maak dan ook 23,24 (zoek in je tekstboek)

Unidad 2: Primeros contactos

Leerdoelen CG1 unidad 2 Primeros contactos:

• je voorstellen en zeggen waar je vandaan komt
  
• vragen hoe het met iemand gaat
• woorden kunnen spellen (dinsdag in de fysieke les)
• naar een e-mail adres of telefoonnummer vragen
• praten over beroepen/bedrijven
• ontkenning

Primeros contactos Nr. 1b TB p. 19

¿ Qué profesión tienen las personas en la foto?

Ik ben Cubaanse/ Peruaanse

ik woon in Pamplona/ Gerona

ik werk in een hotel/zkh

Wat betekenen de 3 zinnen?

¿Quién es?

TB 1b p.19

Mucho gusto: Nr. 2 TB p.20 - lees mee in je boek

16

17

18

Encantado wordt gezegd door 

Encantada wordt gezegd door

Mucho gusto is altijd goed

       De betekenis?  

mannen

vrouwen

Aangenaam.

Nr. 2c TB -  vul het schema in m.b.v. de dialogen 

De antwoorden.....

Muy bien... ¿o no? 

nr. 5 el alfabeto

¿Cómo se escribe?

deletrear = spellen

zie p. 21 TB

Audio 19 TB nr 5a_el alfabeto

ik

jij

hij/zij/u

wij

jullie 

zij

ser=zijn

soy

eres

es

somos

sois

son

yo

tú

él/ella/usted

nosotros/as

vosotros/as

ellos/ellas/ustedes

Nr. 4 tb p. 21,  het werkwoord "ser" -  zijn

Bijzonder gebruik van het werkwoord ser

Wat denk je dat " Yo soy Ana " betekent?

En hoe vertaal je dan "Yo soy de Holanda" ?

Ik ben Ana

Ik kom uit Nederland.

Nr. 5a el alfabeto

¿Cómo se escribe tu nombre y apellido?

¿sabes deletrear? = spellen

B de Barcelona, V de Valencia

C a R o L i N a

enige 4 medeklinkers die dubbel voor kunnen komen

                                  

Het werkwoord  SER betekent zijn : 

Soy Ana= ik ben Ana

het werkwoord SER met het voorzetsel DE

betekent lettelijk ZIJN VAN maar wij zeggen KOMEN UIT:

Soy de España= ik kom uit Spanje

Vamos a hacer un pequenõ test (een kleine test)

 SER versus SER DE

¿Cómo se dice?

Hoe zeg je : ik ben Carmen

1. me llamo Carmen
2. Soy Carmen
3. Soy de Carmen
4. Me llamas Carmen

¿Como se dice?
hoe zeg je : ik kom uit Guatemala?

1. Soy Guatemala
2. Soy de Guatemala

¿Como se dice?
Hoe vraag je : kom je uit Spanje?

1. ¿Eres España?
2. ¿ Eres de España?
3. ¿De dónde España?
4. ¿De dónde eres España?

las profesiones - beroepen: mannelijk/vrouwelijk?

zie voor meer beroepen p.170 TB

thematische woordenlijst

Nr.7c TB p. 22

-o -> -a

-or -> -ora

masculino=femenino

uitgangen: -ista, -ía, -e

Zet het juiste beroep bij de foto's

la profesora

la cantante

la peluquera

la médica

el/la dentista

el piloto

el camarero

5

Bepaald: de en het 

Onbepaald: een 

bepaald en onbepaald lidwoord, nr 7d tb

¿Trabaja(s) en un hospital / una escuela? 

Señor / señora, met en zonder lidwoord

vergelijk de volgende zinnen:

1. Mucho gusto, señora Ribas ( dialoog 1 oef.2)

2. La señora Ribas es la organizadora del congreso (oef 4)

Wanneer gebruik je het lidwoord en wanneer niet?

trabajar en grupos II -  30 minutos

Maak  samen oefening 1 t/m 3 + 5a en b

in het werkboek (unidad 2)

vul ook samen de Reglas y Sistemas in (unidad 1)

Información personal, nr. 9a tb p.23

21

luister en vul de gegevens in

• Wat is jouw / uw (mobiele) telefoonnummer? 

• Heeft u / Heb jij email?

Información personal, Nr. 9b TB p.23

Hoe vraag je?

• Wat is jouw / uw (mobiele) telefoonnummer? 

¿ Cuál es tu/su teléfono/ número de móvil?

antwoord: Es el.........

• Heeft u / Heb jij email?

¿ Tiene/s correo electrónico? /  ¿tienes e-mail?

antwoord: Sí, es..........

Tener= hebben, vaak in de betekenis van bezitten

 yo                                    tengo

tú                                     tienes            

él/ella/usted                   tiene

nosotros/as                    tenemos

vosotros/as                     tenéis

ellos/ellas/ustedes        tienen

LET OP:    Tengo 22 años -> leeftijd ook met "tener"

                   maar je zegt: ik ben 22 jaar

een nieuw werkwoord: tener

mannelijk

vrouwelijk

hombre

hospital

mujer

radio

habitación

problema

mano

chica

café

TB nr. 13 unidad 1 p.16:
Maak een zo lang mogelijke zin

¿Qué hace usted?

nr. 8a tb, p.23

¿Qué significa...?

Vertaal de vragen, oefenen in de les op locatie

wat betekenen de vragen en antwoorden?

¿Qué hace usted?

nr. 8a tb, p.23: nog een paar alternatieven, les op locatie

             ¡Hasta el jueves!

DEBERES:

voor de volgende Con Gusto les (dinsdag)

-Alles van unidad 1 wb

-Opdracht 1 t/m 10 van unidad 2, werkboek