3D Mittwoch, den 14. September 2022 Modalverben

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Mittwoch, den 14. September 2022
  • Willkommen
  • Lernziele
  • Grammatik: vervoegen Modalverben
  • Modalverben üben
  • Hausaufgaben
  • Zum Schluss

Slide 2 - Tekstslide

Lernziele:
  • Je kunt de Modalverben vervoegen.
  • Je kunt de Modalverben toepassen.

Slide 3 - Tekstslide

Wiederholung Grammatik
Was wissen wir noch?
  1. Wat kun je vertellen over de standaarduitgang van zwakke werkwoorden?
  2. Wat kun je vertellen over de uitgangen bij Modalverben?
  3. Wat valt nog meer op bij Modalverben?
  4.  Verschil zwakke werkwoorden en Modalverben!
  5. Wat betekenen de Modalverben?

Slide 4 - Tekstslide

Modalverben: 
Modale hulpwerkwoorden (modalverben) zijn hulpwerkwoorden die extra betekenis aan het hoofdwerkwoord toevoegen. Voorbeelden van modale hulpwerkwoorden in het Nederlands zijn zullen, kunnen, mogen, moeten, willen. 

Als je bijvoorbeeld zegt: 'Petra kan zwemmen', zeg je eigenlijk dat Petra in staat is om te zwemmen (ze verdrinkt niet in water). Dat heeft natuurlijk een hele andere betekenis dan 'Petra zwemt', een zin zonder modaal hulpwerkwoord.

In het Duits zijn er ook modale hulpwerkwoorden (modalverben) zoals bijvoorbeeld: willen, können, müssen, mögen, sollen en dürfen. 

Slide 5 - Tekstslide

Modalverben Präsens
De Duitse Modalverben verschillen in twee belangrijke opzichten van de gebruikelijke vervoeging van Duitse werkwoorden:
  1. de enkelvoudige personen (ich, du, er, sie, es) hebben een klinkerwisseling ten opzichte van het meervoud. Bv. 'ich kann' en 'wir können'.
  2. de 1ste (ich) en 3de persoon enkelvoud (er, sie, es) hebben géén uitgang. Bv. 'ich darf' én 'er darf' (dus niet 'darft!').
  3. bij sollen géén klinkerwisseling enkelvourd.
  4. extra bij wissen => enkelvoud ß in plaats van ss

Slide 6 - Tekstslide

Möchten
Stam eindigt op een t!!
Ezelsbruggetje: eindigt de stam op een d/t begint de uitgang altijd met een e. Deze regel geldt ook voor möchten, maar.....

Uitzondering op uitgang:
bij er/sie/es/man → niet et    → e    als uitgang
er/sie/es/man möcht                   er/sie/es/man antwortet

Slide 7 - Tekstslide

Modalverben üben:

Slide 8 - Tekstslide

Hausaufgaben:
Machen Wiederholungsaufgaben:
W4: S182-185 Aufgaben 2, 3, 8 + 10
W6: S154-155 Aufgaben 1, 2 + 3
W8: Seite 160-163 Aufgaben 2, 4, 5, 6, 7 + 8
W10: Seite 168-169 Aufgaben 1, 2, 3 + 4
 
Lernen Grammatik: 
  • haben/sein, 
  • zwakke ww +  ww met stam op -d/-t + verschillende vormen van het voltooid deelwoord.
  • Modalverben
  • Vraagwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Zum Schluss
  • Was ist der Unterscheid zwischen schwache Verben und Modalverben?
  • Was bedeutet: dürfen, willen, sollen, müssen, möchten, mögen, wissen u.s.w.?

Slide 10 - Tekstslide

Personalpronomen 1e, 3e und 4e Fall
  • Naamvallen
  • Voorzetsels derde naamval
  • Voorzetsels vierde naamval
  • Persoonlijk vnw in de 1e, 3e en 4e naamval

Slide 11 - Tekstslide