17.1 DNA in je cellen 6V 2223

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 17.1 DNA in je cellen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 17.1 DNA in je cellen

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 17.1 DNA in je cellen

Slide 2 - Tekstslide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 17.1 DNA in je cellen

Slide 3 - Tekstslide

Doel 17.1
Je leert hoe DNA is opgebouwd
Je leert hoe DNA in de cel is verpakt
Je leert hoe DNA bij DNA onderzoek wordt vergeleken

Slide 4 - Tekstslide

Gedraaide touwladder/ dubbele helix

'Het touw' bestaat uit een fosfaatgroep (PO4) afgewisseld met een suiker (desoxyribose)
DNA-
molecuul

Slide 5 - Tekstslide

'De treden' bestaan uit baseparen. Er zijn vier verschillende stikstofbasen: Adenine (A), Thymine (T), Cytosine (C), Guanine (G)
Combinaties A=T en C≡G 

DNA-
molecuul

Slide 6 - Tekstslide

Nucleotide: bouwsteen van DNA
Bestaat uit 1 fosfaatgroep, 1 suiker en 1 stikstofbase


DNA-
molecuul

Slide 7 - Tekstslide

De ene streng is complementair aan (een soort negatief van) de andere.
Als je de ene weet, weet je de andere ook.
DNA-
molecuul

Slide 8 - Tekstslide

Oriëntatie: Elke streng heeft een 3` kant en een 5` kant. De 3` kant is de kant waar de streng eindigt met de suiker, de 5` kant is de kant die eindigt met de fosfaatgroep
DNA-
molecuul

Slide 9 - Tekstslide

Oriëntatie: Beide strengen liggen andersom georiënteerd.
DNA-
molecuul

Slide 10 - Tekstslide

DNA-
molecuul

Slide 11 - Tekstslide

DNA-
molecuul

Slide 12 - Tekstslide

DNA in de kern
DNA (1 molecuul is bijna 2
meter lang) zit met eiwitten 
(histonen) opgekruld tot een
chromatinedraad.

Goed kijken naar tabel
70A.

Slide 13 - Tekstslide

DNA in de kern
Tijdens de mitose 
spiraliseert het 
chromatine verder tot
zichtbare chromo-
somen
Goed kijken naar tabel
70A.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Genoom = totale DNA 
Buiten de kern heb je ook DNA in de mitochondriën.
mtDNA
Hierop staan genen voor eiwitten die betrokken zijn bij de dissimilatie (in mitochondria) en verschillende typen RNA die betrokken zijn bij de translatie (paragraaf 19.3).
mtDNA erft voornamelijk via de moeder over.
Waarom?

Slide 16 - Tekstslide

Genoom
DNA bevat genen: coderend DNA.
Elk gen codeert voor 1 eiwit mbv de volgorde van ATC en G.

Daarnaast bevat DNA veel niet-coderend DNA.
Functie: template voor het maken van rRNA of tRNA, aan/ uitzetten van genen, uiteindes van een chromosoom

Slide 17 - Tekstslide

Repititief DNA
In de ATCG volgorde van het niet-coderende DNA zitten veel herhalende stukken: repititief DNA.
Deze stukken hebben verschillende lengtes (2-1000+ nucleotiden).
Korte repeats (herhalingen) van 2-10 (Short Tandem Repeats - STR's) worden gebruikt bij DNA onderzoek (verwantschap, forensisch)

Slide 18 - Tekstslide

DNA onderzoek
Op 13 plaatsen (loci) in het DNA wordt geteld hoeveel repeats van de volgorde GATA er zitten.


Slide 19 - Tekstslide

BRON 3

Slide 20 - Tekstslide

Doel 17.1
Je leert hoe DNA is opgebouwd
Je leert hoe DNA in de cel is verpakt
Je leert hoe DNA bij DNA onderzoek wordt vergeleken

Slide 21 - Tekstslide

Begrippen 17.1
DNA, nucleotiden, stikstofbase, basenparen, complementair, 5`einde, 3`einde, histonen, nucleosoom, chromatinedraad, mtDNA, genoom, genen, sequentie, niet-coderend DNA, coderend DNA, repetitief DNA, STR's, loci, DNA profiel.

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk
In de online methode.
Kies leerweg B.
17.1: alle vragen

Slide 23 - Tekstslide