Les 4

Thema 1
Bijeenkomst 4

Meertaligheid
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Thema 1
Bijeenkomst 4

Meertaligheid

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Themadoel in deze les
De student krijgt inzicht in en maakt inzichtelijk hoe hij zich als persoon verhoudt tot de dynamische stad.



Slide 2 - Tekstslide

De studenten hebben mogelijk de themadoelen al een keer voorbij zien komen, maar loop deze toch nog even door. Vraag eerst aan de studenten wat zij verwachten van de cursus ‘taal’ als zij deze doelen in beeld krijgen, zodat je kunt controleren hoe het met hun voorkennis gesteld is. Laat dit noteren in de chat. Indien de antwoorden die zij geven niet afdoende zijn, vul dan zelf even aan met behulp van de informatie die hierboven onder het kopje Algemeen beschreven is (of naar eigen inzicht). 
Leerdoelen
  • Je kent de verschillen tussen eerste – en tweedetaalverwerving met het oog op de factoren taalkennis en tijd
  • Je kent de begrippen simultane en successieve tweetaligheid
  • Je kent het begrip interferentiefout
  • Je kent het begrip functioneel analfabetisme 
  • Je kunt voorbeelden van functioneel analfabetisme herkennen

Slide 3 - Tekstslide

De studenten hebben mogelijk de themadoelen al een keer voorbij zien komen, maar loop deze toch nog even door. Vraag eerst aan de studenten wat zij verwachten van de cursus ‘taal’ als zij deze doelen in beeld krijgen, zodat je kunt controleren hoe het met hun voorkennis gesteld is. Laat dit noteren in de chat. Indien de antwoorden die zij geven niet afdoende zijn, vul dan zelf even aan met behulp van de informatie die hierboven onder het kopje Algemeen beschreven is (of naar eigen inzicht). 
Meertaligheid​

Bespreek in groepjes de bekeken filmpjes.​
  • Wat heb je hieruit begrepen?​
  • Wat neem je hieruit mee?​
  • Is het herkenbaar?​




Slide 4 - Tekstslide

De studenten gaan in groepjes de kernzaken die ze hebben genoteerd na het bekijken van de filmpjes bespreken.  Wat hebben zij hieruit begrepen/meegenomen? Is dit herkenbaar? Meertaligheid is niet meer weg te denken uit de maatschappij van tegenwoordig. Het is een realiteit in elk persoon: we gebruiken allemaal dagelijks meerdere “taalrepertoires”. Meertaligheid is niet per definitie het volledig bekwaamd zijn in een taal. Een fenomeen dat zich bij vrijwel elk meertalig persoon voordoet is translanguaging. Bij translanguaging maak je gebruik van je moedertaal, op de één of andere manier. 
Je kunt een taal dus niet uitschakelen (dit komt ook in de filmpjes die de studenten hebben bekeken terug), waardoor je soms woorden uit andere talen gebruikt als je spreekt. 
In het onderwijs kun je dit prima toepassen, door voort te bouwen op wat een leerlingen al weten. Zo weet een leerling die net in Nederland is mogelijk wel wat het concept “koe” inhoudt, maar zal het, als je het aanwijst op een plaatje, niet het Nederlands woord kunnen noemen. Daar zit een belangrijk punt: je hoeft deze leerling niet te leren wat een koe is, maar wél wat het Nederlandse woord voor koe is. 
@-talig; vaak beperktere woordenschat in iedere taal. Beide talen staan aan, moeten zoeken naar een woord. Tweetalige kinderen onderdrukken irrelevante informatie makkelijker. Komt niet in alle studies naar voren. 
Vergroot kansen op ardbeidsmarkt en wereldbeeld. 
Gelijktijdig tweetalig: talen ontwikkelen zich naast ekaar.
Opeenvolgend tweetalig: spreekt op verschillende plekken de verschillende talen. 
Ondergeschikt tweetalig: filteren de tweede taal door de eerste taal. 
Linker hersenhelft: logica & analytisch
Rechter hersdenhelft: Emotie & sociaal
Kinderen leren een tweede taal makkelijker, doordat de hersenhelften nog flexibel werken. 
Bij volwassenen wordt vooral de linker helft gebruikt. 
De uitdaging van tweetaligheid kan mogelijk zelfs ziektes voorkomen (Alzheimer & dementie)

Stellingen​

Niet-Nederlands sprekende kinderen mogen niet hun thuistaal op school spreken.​
De belangrijkste oorzaak van academische mislukking van niet-Nederlands sprekende kinderen is hun onvoldoende taalvaardigheid in het Nederlands​.
Door de thuistaal op school te spreken, leren niet-Nederlandse sprekende leerlingen niet goed Nederlands​.
Het is in het belang van de kinderen dat ze gestraft worden als ze hun thuistaal op school spreken​.

BET YOU-project: Leraren Overtuigingen (Pulinx, Agirdag Van Avermaet, 2013)​







Slide 5 - Tekstslide

Koppel de resultaten aan het eerste themadoel. Wat kunnen we zeggen over de talige diversiteit in deze paboklas? Zou dat een afspiegeling zijn van een klas op de basisschool? Waarom wel/niet?​
 ​
Bespreek ten slotte de Taalkaart zelf na. Wat is daar het nut van? Waarom hebben de studenten dit in moeten vullen? Kun je dit ook op de basisschool doen? Leg uit dat het erkennen van de moedertaal (of meerdere talen) erg belangrijk is. Het is onderdeel van je identiteit, van wie je bent etc. (naar eigen inzicht).
Stellingen​

Niet-Nederlands sprekende kinderen mogen niet hun thuistaal op school spreken  77,3% eens.​

De belangrijkste oorzaak van academische mislukking van niet-Nederlands sprekende kinderen is hun onvoldoende taalvaardigheid in het Nederlands  78,2% eens.​

Door de thuistaal op school te spreken, leren niet-Nederlandse sprekende leerlingen niet goed Nederlands  72.1% eens.​
Het is in het belang van de kinderen dat ze gestraft worden als ze hun thuistaal op school spreken  29,1% eens.​​


BET YOU-project: Leraren Overtuigingen (Pulinx, Agirdag Van Avermaet, 2013)​









Slide 6 - Tekstslide

Koppel de resultaten aan het eerste themadoel. Wat kunnen we zeggen over de talige diversiteit in deze paboklas? Zou dat een afspiegeling zijn van een klas op de basisschool? Waarom wel/niet?​
 ​
Bespreek ten slotte de Taalkaart zelf na. Wat is daar het nut van? Waarom hebben de studenten dit in moeten vullen? Kun je dit ook op de basisschool doen? Leg uit dat het erkennen van de moedertaal (of meerdere talen) erg belangrijk is. Het is onderdeel van je identiteit, van wie je bent etc. (naar eigen inzicht).
Simultane of successieve taalverwerving

Slide 7 - Tekstslide

Vraag de studenten of zij het verschil tussen simultane en successieve taalverwerving nog kunnen benoemen. Dit staat beschreven in de literatuur die zij hebben moeten lezen.
Koppel dit aan de studenten in de klas. Wie heeft talen simultaan verworven? En wie successief? Heeft dat invloed op de verwerving? Op welke manier? Benoem hier ook de interferentiefouten: fouten die naar aanleiding van een eerder verworven taalsysteem (moedertaal) gemaakt worden bij de verwerving van de nieuwe taal. Wellicht heeft de docent hiervoor eigen voorbeelden, maar je kunt hier ook om input van studenten vragen. Zo niet, dan is het ontbreken van lidwoorden in het Turks een voorbeeld. “Ik ga op fiets”. Het Turks kent maar één lidwoord en dat kan een reden zijn dat Turkse tweedetaalleerders deze bij het Nederlands vaak overslaan in de beginfase (of ook nog in latere fases) van de taalverwerving. 
Wat in je eigen taal juist wél gewoon is, pas je in een nieuwe taal makkelijker toe. Denk maar aan een vergelijkbare woordvolgorde bij het Nederlands en het Duits. 
Bespreek vervolgens dat het verwerven van een taal samenhangt met diverse factoren.
Individuele factoren
Intelligentie
Taalgevoel
Motivatie
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Omgevingsfactoren
Taalaanbod thuis
Samenstelling gezin
Aandacht op school
Hebben studenten dit in hun directe omgeving al eens ervaren? Zijn zij hier zelf een voorbeeld van? 
Simultaan: gebeurt naast elkaar.
Successief: leren nadat ze een eerste taal hebben geleerd.

Factoren van invloed op de taalverwerving​

Individuele factoren
  • Intelligentie
  • Taalgevoel
  • Motivatie
  • Sociaal-emotionele ontwikkeling
Omgevingsfactoren
  • Taalaanbod thuis
  • Samenstelling gezin
  • Aandacht op school











Slide 8 - Tekstslide

De studenten gaan 3 filmpjes bekijken over laaggeletterdheid. Links staan in de PowerPoint, klik op de afbeelding. Laat ze in tweetallen bespreken wat opvalt. Klassikaal enkele opvallendheden bespreken. In ieder geval moet duidelijk zijn wat laaggeletterd zijn inhoudt: Het beheersen van lees- en schrijfvaardigheden op zo’n laag niveau dat iemand niet in staat is zich te ontwikkelen of te functioneren in de maatschappij, thuis en op het werk. Zorg dat voor studenten wel duidelijk is dat laaggeletterdheid NIET hetzelfde is als analfabetisme of een taalbarrière/taalachterstand door een andere moedertaal. Dit zorgt namelijk nog al eens voor verwarring!
Laaggeletterdheid
Wat valt je op? 

Slide 9 - Tekstslide

De studenten gaan 3 filmpjes bekijken over laaggeletterdheid. Links staan in de PowerPoint, klik op de afbeelding. Laat ze in tweetallen bespreken wat opvalt. Klassikaal enkele opvallendheden bespreken. 
In ieder geval moet duidelijk zijn wat laaggeletterd / functioneel analfabeet zijn inhoudt: Het beheersen van lees- en schrijfvaardigheden op zo’n  laag niveau dat iemand niet in staat is zich te ontwikkelen of te functioneren in de maatschappij, thuis en op het werk. 
Nodig dat kinderen in groep 6 het leesniveau daadwerkelijk behalen (E6 / Avi 9).
Zorg dat voor studenten wel duidelijk is dat laaggeletterdheid NIET hetzelfde is als analfabetisme of een taalbarrière/taalachterstand door een andere moedertaal. Dit zorgt namelijk nog al eens voor verwarring!
Laaggeletterdheid: kunnen wel een beetje lezen en schrijven, maar erg weinig. 
Analfabeet: kan kan niet lezen, schrijven of spellen. 

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Klaar! Hard gewerkt!!
Zijn er nog vragen? Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Deze slide heeft geen instructies