2.3 in beweging

Hoofdstuk 2 Bewegen
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo lwoo, tLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2 Bewegen

Slide 1 - Tekstslide

Maatregel 3T
1> waarschuwing
2> Vooraan zitten
3> volgende week woensdag 15.20 tot 16.20 terug komen   
 (week erna 16.00-17.00)

> Overweging plattegrond te maken

Slide 2 - Tekstslide

Verwachtingen
  • Tijdens uitleg ben je stil
  • Heb je een vraag, dan steek je je hand op


  • Tijdens het werken aan hw overleg je rustig met de persoon naast je

Slide 3 - Tekstslide

Planning
Week 8: 2.1 het skelet 
Week 9: 2.2 Skelet en houding + 2.3 in beweging
Week 10: 2.4 Blessures
Week 11: 2.5 Dieren bewegen
Week 12: 
Week 13: herhalen + toetsweek vanaf woensdag 

       In de toetsweek H1 en H2 samen in een toets 

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen 2.2
  • Je kunt de onderdelen van de wervelkolom benoemen.

  • Je kunt twee manieren waarop de wervelkolom schokken opvangt beschrijven.

  • Je kunt uitleggen wat een juiste lichaamshouding is en wat er in de wervelkolom gebeurt bij een slechte houding.


Slide 5 - Tekstslide

de wervelkolom
De wervelkolom is een deel van je skelet.

Je wervelkolom is niet helemaal recht.

De vorm van de wervelkolom noem je een dubbele S-vorm.

Slide 6 - Tekstslide

De wervelkolom
Kraakbeenschijven zorgen voor de beweging van de rug:

- Stevige buitenring; taai en stevig

- Zachte kern; hierdoor kunnen de kraakbeenschijven een beetje in elkaar geduwd worden en weer terugveren 

Slide 7 - Tekstslide

De wervelkolom
Mensen hebben een wervelkolom, veel dieren ook:

Slide 8 - Tekstslide

Lichaamshouding

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

2.3 in beweging

Slide 12 - Tekstslide

Hoofdstuk 2 Bewegen

Slide 13 - Tekstslide

Verwachtingen
  • Tijdens uitleg ben je stil
  • Heb je een vraag, dan steek je je hand op


  • Tijdens het werken aan hw overleg je rustig met de persoon naast je

Slide 14 - Tekstslide

Maatregel 3T
1> waarschuwing
2> Vooraan zitten
3> volgende week woensdag 15.20 tot 16.20 terug komen   
 (week erna 16.00-17.00)

> Overweging plattegrond te maken

Slide 15 - Tekstslide

Planning
Week 8: 2.1 het skelet 
Week 9: 2.2 Skelet en houding + 2.3 in beweging
Week 10: 2.4 Blessures
Week 11: 2.5 Dieren bewegen
Week 12: 
Week 13: herhalen + toetsweek vanaf woensdag 

       In de toetsweek H1 en H2 samen in een toets 

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen 2.3
  • Je kunt de beenverbindingen in het skelet benoemen en aangeven hoe beweeglijk ze zijn.

  • Je kunt de onderdelen van een gewricht benoemen en hun functie geven.

  • Je kunt drie soorten gewrichten in het skelet benoemen en omschrijven welke bewegingen ze kunnen maken.


  • Je kunt uitleggen hoe spieren botten laten bewegen.
  • Je kunt de onderdelen van een spier benoemen en uitleggen hoe een spier samentrekt.




Slide 17 - Tekstslide

Leerdoel 1:
Je kunt de beenverbindingen in het skelet benoemen en aangeven hoe beweeglijk ze zijn.

Slide 18 - Tekstslide

Beenverbindingen
1: Vergroeiing 
2: Naadverbinding 
3: Kraakbeenverbinding
4: Gewricht 


Slide 19 - Tekstslide

1. Vergroeiing
Soms zijn botten vergroeid tot één geheel dat je niet kunt bewegen. 

Zo is het heiligbeen eigenlijk eenvergroeiing van vijf aan elkaar gegroeide wervels

Slide 20 - Tekstslide

2. Naadverbinding
Je schedel bestaat uit een aantal platte botten die stevig en onbeweeglijk aan elkaar vastzitten. 



Slide 21 - Tekstslide

3. Kraakbeen
Sommige botten zitten met
kraakbeen aan elkaar, zoals de ribben aan het borstbeen.

Doordat kraakbeen buigzaam is, kunnen je ribben een beetje bewegen bij het ademhalen.

In je wervelkolom zitten ook kraakbeenverbindingen: de kraakbeenschijven.

Slide 22 - Tekstslide

4. Gewricht
Een gewricht is de meest beweeglijke verbinding tussen botten. Je armen en benen bewegen door gewrichten en spieren.

De botten die bij dat gewricht horen, kunnen ten opzichte van elkaar bewegen.

Slide 23 - Tekstslide

Leerdoel 2:
Je kunt de onderdelen van een gewricht benoemen en hun functie geven.

Slide 24 - Tekstslide

Hoe werkt een gewricht
Gewrichtsband........
Gewrichtskom........
Kraakbeen........
Gewrichtssmeer.....
Gewrichtskapsel.....
Gewrichtsknobbel.......






Slide 25 - Tekstslide

Hoe werkt een gewricht
De bolle gewrichtsknobbel past precies in de gewrichtskom. 

Zo kunnen de botten bewegen.




Slide 26 - Tekstslide

Hoe werkt een gewricht
Op de gewrichtsknobbel en in de kom zit een dun laagje
kraakbeen.

Door dat kraakbeen bewegen botten makkelijk langs elkaar en slijten ze niet.

Slide 27 - Tekstslide

Hoe werkt een gewricht
Het gewrichtskapsel is een taai vlies dat helemaal om het gewricht zit. 

Het gewrichtskapsel houdt de botten bij elkaar en beschermt het gewricht. Het gewrichtskapsel maakt
gewrichtssmeer

Door het gewrichtssmeer beweegt het gewricht soepel.

Slide 28 - Tekstslide

Hoe werkt een gewricht
Gewrichten die zwaar werk moeten verrichten, zoals het kniegewricht en het enkelgewricht, zijn extra verstevigd door
gewrichtsbanden.

Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag:
2.2: maken opdrachten 1 t/m 14 
(woensdag af)


2.3: Maken opdrachten 1 t/m 22 
(volgende week donderdag af)

Slide 30 - Tekstslide

Leerdoel 3:
Je kunt drie soorten gewrichten in het skelet benoemen en omschrijven welke bewegingen ze kunnen maken.

Slide 31 - Tekstslide

3 soorten gewrichten:
1. Kogelgewricht
2. Scharniergewricht 
3. Rolgewricht 

Slide 32 - Tekstslide

1. Kogelgewricht 
Het kogelgewricht is het meest beweeglijk. Dit gewricht zit in je schouder. 

De ronde knobbel (kogel) draait in de kom van je schouderblad. Zo kan je arm alle kanten op bewegen. 

Als je smasht bij het tennissen of volleyballen, draait je kogelgewricht bijna helemaal rond.

Slide 33 - Tekstslide

kogelgewricht

Slide 34 - Tekstslide

2. Scharniergewricht
Je elleboog is een voorbeeld van een
scharniergewricht. 

Het is de verbinding tussen ellepijp en opperarmbeen. De ellepijp kan in één richting heen en weer bewegen, zoals een deur die open en dicht gaat. 

Je gebruikt dit gewricht in je elleboog bij het tillen, bijvoorbeeld het optillen van een kopje als je thee drinkt.

Slide 35 - Tekstslide

scharniergewricht

Slide 36 - Tekstslide

3. Rolgewricht
Je kunt je onderarm draaien dankzij een
rolgewricht. Dat rolgewricht is een verbinding tussen spaakbeen en ellepijp. Het spaakbeen rolt om de ellepijp. De ellepijp zit aan de kant van de pink.

Als je je onderarm draait, dan blijft de ellepijp aan de kant van de pink. Probeer maar eens! 

Je gebruikt het rolgewricht bij het open- en dichtdraaien van een kraan.

Slide 37 - Tekstslide

Leerdoel 4:
Je kunt uitleggen hoe spieren botten laten bewegen.

Slide 38 - Tekstslide

Spierstelsel
  • Het meeste vlees dat wij eten is spierweefsel

  • Ongeveer 600 verschillende spieren

  • Elke spier heeft 1 taak, bv spieren om te lachen  

Slide 39 - Tekstslide

Opbouw van spieren
  • Spiervezel: zijn spiercellen. 
deze zijn lang en dun. soms wel 1 meter

  • Spierbundel: een groepje vezels 

  • Pezen: uiteinde van spierbundels groeien samen tot pezen.  Pezen zijn taai, stevig en niet elastisch

Slide 40 - Tekstslide

  • Spiervezels worden korter wanneer ze samen trekken

  • Daardoor wordt de hele spier korter 

  • Pezen trekken dan aan het bot waar aan ze vast zitten 

Slide 41 - Tekstslide

Leerdoel 5:
Je kunt de onderdelen van een spier benoemen en uitleggen hoe een spier samentrekt.

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Video online omgeving

Slide 44 - Tekstslide

Aan de slag:
2.2: maken opdrachten 1 t/m 14 



2.3: Maken opdrachten 1 t/m 22 

Slide 45 - Tekstslide

Aan de slag:
Maken opdrachten 1 t/m 22

Slide 46 - Tekstslide